A
D
Afb. 29
CAN-bus kabelaansluiting op de GEP
(achteraanzicht van de DIN rail)
E
C
T003986-A
37
1. Open de GEP met de meegeleverde sleutel en verwijder
het gesloten paneel (A) door de vier schroeven los te
draaien (zie Afb. 21).
2. Snij een stuk kabel af dat lang genoeg is voor de
verbinding, zonder dat er een lus in komt.
3. Verwijder ongeveer 70-80 mm van de kabelmantel en de
draden die er in zitten. Zorg ervoor niet te snijden in de
kabelbeveiliging (gevlochten metaal of aluminiumfolie en,
indien aanwezig, de kale aansluiting in contact met de
vlecht).
4. Als de gebruikte kabel te dun is om vastgehouden te
worden in de kabelbeugel (zie D in Afb. 29), verdik de
kabel door isolatietape te wikkelen om de kabelmantel die
zich naast het gestripte deel bevindt (tot een diameter van
ca. 12-13 mm).
5. Draai de schroeven van de kabelbeugel iets los op de
plaats waar de CAN-bus kabel vastgemaakt moet worden
(zie E in Afb. 29).
6. Trek het aardscherm terug over de kabelmantel en maak
het vast aan de kabelbeugel (zie D en E in Afb. 29) door
het andere oogje van de beugel zelf (zie D in Afb. 29). De
kabel moet stevig op zijn plaats gehouden worden door de
beugel als er aan de kabel getrokken wordt.
7. Isoleer het overtollige deel van het aardscherm om te
voorkomen dat het in contact komt met de printplaat (zie C
in Afb. 29).
8. Draai de schroeven van de kabelbeugel weer aan. Zorg
ervoor dat het apparaat geaard is.
9. Sluit de drie gekleurde draden volgens de kleurcode uit
Tabel 07 aan op de drie klemmen H, L en GND van de
3-polige aansluitconnector (zie A in Afb. 30).
Legenda
A
CAN-bus kabeldraden naar CAN connector aan voorzijde
DIN rail
C
CAN-bus kabelmantel isolatietape
D
Kabelbeugeloog
E
Kabelbeugelschroef