Gebruiken van het controlepaneel
Het controlepaneel kan gebruikt worden om de instellingen van de camera te
configureren.
1.
Selecteer tijdens de
OPNAME modus d.m.v.
[8] en [2] de instelling
die u wilt veranderen.
Hierdoor wordt één van de
iconen van het controlpaneel
geselecteerd en worden de
instellingen getoond.
Beeldformaat/Kwaliteit* (pagina's 29, 87)
1
Flitserfunctie (pagina 31)
2
ISO gevoeligheid (pagina 34)
3
Witbalans (pagina 34)
4
EV verschuiving (pagina 36)
5
Meetfunctie (pagina 37)
6
Automatisch scherpstelgebied (pagina 37)
7
OPNAME lamp (Enkele Foto modus) (pagina 39)
8
Doorlopende sluitertijd (CS) (High-speed doorlopende sluitermodus (CS),
Vooropnamemodus (Stilbeeld), Doorlopende Sluiter met Flits modus)
(pagina's 48, 50, 52)
Meervoudige fotomodus (Meervoudige modus) (pagina 54)
Controlesnelheid (Slow Motion controlemodus) (pagina 53)
Datum/tijd (pagina 39)
9
Vooropnametijd (Stilbeeld) (Vooropnamemodus (Stilbeeld)) (pagina 50)
Beelden van Doorlopende Sluiter (CS) met Flits modus (Flits CS modus (met
flits)) (pagina 49)
* De beeldkwaliteit kan niet veranderd worden m.b.v. het controlepaneel.
2.
Verander d.m.v. [4] en [6] de gewenste instelling.
• U kunt deze instelling ook veranderen d.m.v. de bedieningsdraairegelaar.
3.
Herhaal stappen 1 en 2 als u andere instellingen wilt configureren.
4.
Druk op [SET] (instellen) nadat alle instellingen naar wens zijn.
Hierdoor worden de instellingen uitgeoefend en teruggekeerd naar de OPNAME
functie.
LET OP
• U kunt instellingen configureren buiten de hierboven genoemde (pagina 77).
[
] [2] [4] [6]
8
Bedienings-
[SET]
draairegelaar
28
Controlepaneel
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Foto leerprogramma