42
RESET WP
In geval van een storing kan de warmtepomp
gereset worden. Door het indrukken van de
PRG-toets, met de instelling op AAN en het
herhaald indrukken van de PRG-toets wordt
de opgetreden storing gereset. De compres-
sor treedt na de verstreken stilstandtijd weer
in werking. De storing blijft in de storingslijst
opgeslagen.
43
LOOPTIjDEN
Als u op de PRG-toets drukt, worden na el-
kaar de looptijden in uren van de compressor
en de tweede warmtebron getoond. De loop-
tijden kunnen alleen met een hardware-reset
worden gewist.
2.14 Maatregelen bij storingen
Storingen die zich in de installatie of de
warmtepomp voordoen, worden op het
display weergegeven. Bij de Installatieparame-
ters Inbedrijfname en Info Temp kunnen alle
parameters worden afgelezen die noodzakelijk
zijn voor de uitgebreide installatieanalyse. Voor
het detecteren van storingen moeten alle
beschikbare parameters van de WPMi worden
geanalyseerd voordat de schakelkast van de
warmtepomp wordt geopend.
Wanneer de veiligheidstemperatuurbegrenzer
van de overgangsverwarming is geactiveerd,
wordt dit niet door de regelaar aangegeven.
De veiligheidstemperatuurbegrenzer (STB)
(pos. 8, afb. 1, pagina 13) kan door de speci-
alist worden gereset door de resetknop in te
drukken. De oorzaak van het aanspreken van
veiligheidstemperatuurbegrenzingen is meestal
lucht in het verwarmingscircuit of een te lage
verwarmingsvolumestroom.
2.14.1 Storingsaanduiding op de display:
specifieke warmtepomp- resp.
hardware-storing
HD SENSOR MAX
Foutmelding (knipperen)
Alle storingen worden op het display
weergegeven.
Bij alle optredende storingen wordt de
warmtepomp uitgeschakeld. De stilstandtijd
wordt ingesteld en met uitzondering van
Persgas max worden alle storingen in de sto-
ringslijst opgenomen.
38
2.14.2 Storingsaanduiding op de display:
voelerstoring
VOELERBREUK
De storingscode heeft betrek-
king op de temperatuurvoeler, die
onder de installatieparameter Info. Temp.
opgevraagd kan worden.
Bij een storing worden de fouten niet in
de storingslijst opgenomen. De installatie
wordt niet uitgeschakeld. Na het verhelpen
van de storing verdwijnt de aanduiding di-
rect van de display.
De lijst onder de installatie-parameter
INFO TEMP a.u.b. in acht nemen (zie pagina
8).
Voeler
Buitentemperatuur
Afstandsbediening
Werkelijke warmwater-
temperatuur
Werkelijke WP-retour-
temperatuur (H1)
Werkelijke aanvoer-
temperatuur mengcircuit (H2)
Werkelijke WP-aanvoer-
temperatuur
Werkelijke brontemperatuur
HD-sensor
2.14.3 Storingsmelding met DCO actief
In combinatie met de datacommunicatie-
controller DCO actief worden bij de boven-
staande voelerstoringen de storingscodes
(E75 – E130) per SMS aan een geautoriseerde
ontvanger verstuurd. Bovendien worden de
volgende storingscodes per SMS verstuurd:
Relais blijft hangen
Geen vermogen
Lage druk
Hoge druk
HD-sensor max
2.14.4 Warmtepomp loopt niet.
Warmtepomp staat op stand-by
modus [ ]
Oplossing: veranderen in programmafunktie
Er is sprake van " spertijd "-standby-
symbool knippert [ ]
Oplossing: afwachten ,na afloop van de sper-
tijd loopt de warmtepomp vanzelf weer aan.
Er is geen warmtevraag.
Oplossing: installatieparameter INFO TEMP
Temperatuurcontrole werkelijke en ingestelde
temperatuur.
Eventuele foutieve afzekering
Oplossing: Zie technische gegevens
De warmtepomp kan alleen op-
nieuw worden gestart wanneer de
storingen verholpen zijn en de warmte-
pomp is gereset (Reset WP).
Storings-
Overige parameters die beschikbaar zijn
voor de installatieanalyse:
code
E 75
Quik start:
E 80
Check alle warmtepomp-compressoren door
een quick-start
E 76
Relaistest:
E 73
Test alle relais in de WPMi
Installatie analyse:
E 70
Installatieanalyse voor het testen van alle be-
schikbare BUS-deelnemers.
E 72
Reset WP:
Reset van de warmtepomp om de opgeslagen
E 71
storingen weer te wissen.
E 130
Resetmogelijkheden WPM i
Resetten door bediening van
de draaischakelaar Van Auto naar
Reset en weer terug. De specifieke
installatieprogrammering wordt gehandhaafd.
De storingslijst wordt niet gewist.
Resetten door de draaischakelaar
E 20
van Auto en Reset te draaien en weer
E 21
terug, terwijl tegelijkertijd de PRG-toets
wordt ingedrukt. Op de display moet
E 22
EEPR verschijnen (hardware-reset van
E 23
EEPROM). De WPM i wordt teruggezet in
E 24
de afleveringsstand, de fabrieksinstelling. De
storingslijst wordt gewist.
Parameter 34 EEN FASE moet bij enkelfasige
apparaten weer op ON worden ingesteld.