22
RUIMTE INVLOED
Voor afstandsbediening FE7
Standaardinstelling 5 in te stellen van -----
via 0 tot 20
Streepjes (-----) op het display:
Bij aangesloten afstandsbediening FE7 dient
de ruimtetemperatuurvoeler uitsluitend voor
de meting en weergave van de werkelijke
ruimtetemperatuur, en heeft geen invloed op
de regeling. Met de afstandsbediening kan de
ruimtetemperatuur voor verwarmingscircuit
1 of 2 alleen in de automatische modus met
± 5 °C worden verhoogd of verlaagd. Deze
verandering van de ingestelde waarde geldt
alleen voor de actuele verwarmingstijd, niet
voor de nachtverlagingstijd.
Tegelijkertijd dient de instelling 0 bis 20
voor de besturing van de ruimtegeleide
nachtinstelling. Dat betekent dat de verwar-
mingscircuitpomp bij de omschakeling van de
verwarmingsfase naar de nachtverlagingsfase
uitgeschakeld wordt. De pomp blijft uitge-
schakeld tot de werkelijke ruimtetemperatuur
onder de ingestelde ruimtetemperatuur komt.
Vervolgens wordt er, afhankelijk van de buiten-
omstandigheden, verder gereguleerd.
Als de ruimtetemperatuur betrokken moet
worden in de regeling, dan moet de invloed
van de ruimtetemperatuuropnemer op een
waarde van > 0 worden ingesteld. De invloed
van de ruimtetemperatuuropnemer heeft
hetzelfde effect als de buitenvoeler op de
retourtemperatuur, alleen is het effect met de
ingestelde factor 1 max. 20 keer zo groot.
Retourtemperatuur, afhankelijk van de
ruimtetemperatuur met buitentemperatuur-
invloed:
Bij deze regelwijze wordt er een regelcascade
samengesteld uit de retourtemperatuurrege-
ling die afhankelijk is van het weer en de ruim-
tetemperatuur. Dat wil zeggen dat er door de
Ruimte invloed
36
weersafhankelijke retourtemperatuurregeling
een voorinstelling van de retourtemperatuur
wordt uitgevoerd, die door de overlappende
ruimtetemperatuurregeling, volgens de vol-
gende formule wordt gecorrigeerd:
∆ϑ
= (ϑ
– ϑ
) x S x K
R
R-act
R-gevr
Aangezien een belangrijk deel van de regeling
al door de weersafhankelijke regeling is afge-
werkt, kan de invloed van de ruimtetempe-
ratuuropnemer K lager worden ingesteld dan
bij een normale ruimtetemperatuurregeling
(K=20).
De afbeelding geeft de werkwijze weer van de
regeling met factor K=10 (ruimte-invloed) en
een stooklijn S=1,2.
Ruimtetemperatuurregeling met
weersinvloed.
Deze regelwijze heeft twee belangrijke voor-
delen:
Niet correct ingestelde stooklijnen worden
door de invloed van de ruimtetemperatuur-
opnemer K gecorrigeerd, en dankzij de kleine-
re factor K functioneert de regeling stabieler.
Bij alle regelingen met invloed van de ruimte-
temperatuuropnemer moet echter het vol-
gende in acht worden genomen:
– De ruimtetemperatuuropnemer moet de
ruimtetemperatuur nauwkeurig registre-
ren.
– Door open deuren en ramen wordt het
resultaat zeer sterk beïnvloed.
– De ventielen van het verwarmingselement
in de doorvoerruimte moeten altijd vol-
ledig geopend zijn.
– De temperatuur in de doorvoerruimte is
beslissend voor het gehele verwarmings-
circuit.
Als de ruimtetemperatuur bij het regelcircuit
wordt betrokken, moet de invloed van de
ruimtetemperatuuropnemer op een waarde
van >0 worden ingesteld.
23
GRENS VERW
Inzetbereik voor de warmtepomp
Bij een buitentemperatuur die onder het
ingestelde onderste inzetbereik voor de
verwarming ligt, wordt de warmtepomp uit-
geschakeld. De overgangsverwarming is alleen
verantwoordelijk voor de verwarming.
24
BIVALENT VERW
Bivalenttemperatuur van de warmte-
pomp voor de verwarmingsmodus
Onder deze buitentemperatuur wordt de
2e WE voor de verwarmingsmodus, lastafhan-
kelijk, bijgeschakeld.
25
GRENS WW
Inzetbereik voor de warmtepomp
Bij een buitentemperatuur onder het inge-
stelde onderste inzetbereik voor de warm-
waterbereiding, wordt de warmtepomp
uitgeschakeld.
De overgangsverwarming is alleen verant-
woordelijk voor de warmwaterbereiding.
26
BIVALENT WW
Bivalenttemperatuur van de warmte-
pomp voor de warmwatermodus
Bij lagere buitentemperaturen wordt de over-
gangsverwarming voor de warmwaterberei-
ding afhankelijk van de vraag bijgeschakeld.
27
WW ECO
Warmwater-leerfunctie
Instelling UIT:
Bij de warmwaterbereiding wordt de warm-
watertemperatuur automatisch aangepast
(zelfleereffect).
Zodra de warmtepomp in de warmwatermo-
dus via de HD-sensor of de persgastempera-