1.3 Belangrijke aanwijzin-
gen
De warmtepompmanager
mag uitsluitend door erkende
installatiebedrijven geïnstalleerd en
onderhouden worden.
Wat niet is toegestaan:
het gebruik van niet uitdrukkelijk
vrijgegeven warmtemedia
de verwarming van andere vloeistoffen
dan verwarmingswater
de opstelling van het toestel
a) in de open lucht
b) in ruimten met bevriezingsgevaar
c) in natte ruimten zoals de badkamer
d) in ruimten met explosiegevaar
het gebruik van het toestel
a)
uiten de temperatuur-inzetgrenzen
b)
zonder een minimale circulatiehoe-
veelheid aan de warmtebron en warmte-
opnemer
1.4 Bediening
De bediening is in drie niveaus onderverdeeld.
Het 1
en 2
bedieningsniveau zijn zowel
e
e
voor de gebruiker als voor de vakman toegan-
kelijk. Het 3
bedieningsniveau is aan de
e
vakman voorbehouden:
1
Bedieningsniveau (klepje gesloten)
e
Hier kunnen de bedrijfstoestanden zoals de
"stand-by"-stand, programmafunctie, continue
dag- en nachtfunctie etc. ingesteld worden.
(zie hfdst. 2.1).
2
Bedieningsniveau (klepje open)
e
Hier kunnen de installatieparameters zoals
ruimtetemperaturen, warmwatertemperatu-
ren, verwarmingsprogramma's etc. ingesteld
worden (zie hfdst. 2.2).
3
Bedieningsniveau
e
(alleen voor de vakman)
Dit niveau is met een code beveiligd en mag
alleen door de vakman gebruikt worden. Hier
worden data vastgelegd die specifiek betrek-
king hebben op warmtepompen en installaties
(Zie uitsnede 2.10)
Het belangrijkste in het kort
Instellingen
Alle instellingen verlopen volgens hetzelfde
schema:
Bij het openen van het
klepje wordt de
manager in de programmeerstand gescha-
keld. Onder op de display op de installatie-
parameter ruimtetemp. 1 verschijnt een
wijzersymbool .
Door aan de
-knop te draaien kunt u de
wijzer op de installatieparameter brengen
die u wilt wijzigen.
Druk, om de waarden van de installatie-
parameters te wijzigen, de PRG-toets in.
Zodra het rode controlelampje boven
de PRG-toets gaat branden, kunt u met
de draaiknop de actuele waarde wijzigen.
Druk vervolgens opnieuw de PRG-toets in.
Het controlelampje gaat uit en de nieuwe
ingestelde waarde is opgeslagen. Als het
rode controlelampje, boven de PRG-toets,
na het opslaan niet uitgaat, kunnen andere
waarden bij deze parameter door het
nogmaals indrukken van de PRG-toets
gewijzigd worden. Pas als het rode con-
trolelampje uit is, kan het programmeren
worden beëindigd.
Programmeren beëindigen
Na het invoeren en opslaan van de gewens-
te parameterwijzigingen, kunt u het proces
beëindigen door het klepje te sluiten. Wilt
u echter nog meer wijzigingen uitvoeren,
draai dan aan de draaiknop tot in het dis-
play de melding TERUG verschijnt en druk
vervolgens de PRG-toets in. Zo keert u
terug naar het vorige niveau. Als het klepje
met de PRG-toets gesloten wordt, terwijl
het controlelampje nog brandt, keert de
manager terug naar de uitgangspositie. De
gewijzigde waarde is niet opgeslagen.
Bij de eerste ingebruikname wordt
er een installatiecheck uitgevoerd,
d.w.z. alle voelers die op dat moment zijn
aangesloten, worden bij het opvragen op
de display weergegeven. Voelers die niet
voor het aanbrengen van de spanning
aangesloten zijn, worden door de manager
niet geregistreerd en dus niet weergege-
ven. Het wijzersymbool slaat de installatie-
parameter over.
1.5 Wat te doen indien...?
. . . er geen warm water beschikbaar is of de
verwarming koud blijft:
Controleer de zekering in uw zekeringskast.
Is de zekering uitgeschakeld, schakel haar dan
opnieuw in. Als de zekering na de inschakeling
opnieuw uitgeschakeld wordt, neem dan con-
tact op met installatiebedrijf.
Neem bij alle overige storingen altijd
contact op met de elektrotechnicus.
1.6 Onderhoud en controle
Onderhoudswerkzaamheden,
zoals de controle van elektrische
aansluitingen, mogen alleen worden
uitgevoerd door een vakman. Tijdens het
inbouwen dient het apparaat tegen stof en
vuil beschermd te worden.
De kunststof onderdelen kunnen met een
vochtige doek worden gereinigd. Gebruik
geen reinigingsmiddelen die schuren of
oplossen!
1.7 Bedienings- en montage-
voorschriften
Naast deze gebruiksaanwijzing dient
u ook te letten op de aanwijzingen
die behoren bij de gebruikte
componenten.
Afhankelijk van de installatie
moeten bovendien de gebruiks- en
montageaanwijzingen van de onderdelen
die bij het apparaat horen, worden
opgevolgd!
3