Functieprincipe
De regelaar UVR16x2 heeft 16 sensoringangen, waarop temperatuursensoren, andere sensoren en
schakelaars kunnen worden aangesloten.
Deze sensoren (voelers) leveren aan de regelaar informatie over de toestand van het systeem.
Daarnaast kan verdere informatie via busleidingen (CAN-Bus en DL-Bus) op de regelaar komen.
De informatie wordt als ingangsvariabelen aan de functiemodules van de regelaar verder gegeven of
alleen als weergavewaarde gebruikt.
In de regelaar zijn 41 verschillende functies beschikbaar, waarbij deze ook meervoudig gebruikt
kunnen worden. Daardoor kunnen maximaal 128 functies worden gebruikt.
Via de ingangsvariabelen en de parameterinstellingen van de Gebruiker krijgt de functie alle
noodzakelijke gegevens voor de berekening van de uitgangsvariabelen.
Iedere functie kan via de „vrijgave" geactiveerd of gedeactiveerd worden. Binnen de functie worden de
beslissingen en gewenste waardes berekend en als uitgangsvariabelen ter beschikking gesteld.
De waardes van de uitgangsvariabelen kunnen het schakelen van uitgangen of het regelen van
pompen, ketels of warmtepomp mogelijk maken. Daarvoor staan 16 uitgangen ter beschikking. Deze
kunnen ook aan andere functies of via de CAN-Bus aan andere CAN-Busapparaten ter beschikking
gesteld worden.
Er bestaat daarom het volgende principeschema van een functiemodule:
De 16 uitgangen voeren verschillende taken uit (schakeluitgang, uitgangsparen voor mengventielen of
kleppen, analoge uitgangen voor toerentalregeling of modulatie).
Via de CAN-Bus kunnen maximaal 62 CAN-Busapparaten met elkaar verbonden worden. Deze CAN-
Busapparaten kunnen via CAN-in- en uitgangen informatie met elkaar uitwisselen.
Met de „Control and Monitoring Interface" C.M.I. is een toegang op afstand via internet mogelijk.
6