Solarregeling
De solarregeling is een verschilregeling tussen collector- en referentietemperatuur (bv.
boilertemperatuur onder) voor het schakelen van een solarpomp. Optioneel: gebruik van ene
begrenzingssensor (bv. boilertemperatuur boven).
Inschakelvoorwaarden voor de solarpomp:
1. De collectortemperatuur dient de minimale collectortemperatuur te overschrijden en mag de
maximale grenswaarde T.coll. MAX niet overschrijden.
2. De ingestelde
overschreden.
3. De referentietemperatuur mag nog niet zijn maximale begrenzing T.ref. MAX hebben bereikt.
Bij gebruik van de optionele begrenzingssensor mag deze de begrenzingstemperatuur niet bereikt
hebben.
Voorbeeld (zonder begrenzingssensor) met een link naar de instellingen:
Omdat bij systeemstilstand vanaf een bepaalde collectortemperatuur (bv. 130°C) dampvorming wordt
vermoed en daardoor meestal geen circulatie van het warmtemedium meer mogelijk is, heeft de
collectorsensor een instelbare maximale begrenzing T.coll. MAX. Wordt deze overschreden, wordt de
solarfunctie uitgeschakeld en pas weer bij het onderschrijden van een ingestelde temperatuur
(normaliter 110°C) weer vrijgegeven. Deze beschermingsfunctie verhindert het overhitten van de
solarpomp bij ontbrekende circulatie.
De maximale boilertemperatuur „T.boiler MAX onder" wordt afhankelijk van het gebruik als
warmwater- of buffer gekozen.
differentie tussen collector- en de referentietemperatuur dient te worden
Solarregeling
29