Uitgangen
Hier worden alle geprogrammeerde uitgangen weergegeven. De uitgangen 1 -11 zijn altijd
schakeluitgangen. De uitgangen 12 – 16 kunnen schakeluitgangen of analoge uitgangen zijn. Analoge
uitgangen leveren een 0-10V of PWM-signaal, bv. voor de toerentalregeling van pompen, voor de
modulatie van ketels of warmtepompen, voor het aansturen van mengventielen.
De programmeur legt de uitgangen vast, welke door de gebruiker gewijzigd worden kunnen. Deze
uitgangen hebben in de uitgangsstatus kader als bedienveld voor het wijzigen van de status.
Voorbeeld:
Uitgangen, waarvan hun uitgangsstatus door de gebruiker gewijzigd kunnen worden, worden door het
aantippen van het statusveld gewijzigd.
In het voorbeeld kan de status van uitgang 1 door de gebruiker niet gewijzigd worden. Daarom is de
status niet uitgelicht.
Wijziging van een uitgangsstatus
Voorbeeld: Wijzigen van de uitgangsstatus van uitgang 2 van Auto/AAN naar Hand/UIT.
De uitgangen moeten op Auto/..... staan, zodat de regeling de uitgangen volgens de programmering
kan schakelen.
Bij instelling Hand/AAN is de uitgang altijd ingeschakeld, bij Hand/UIT altijd uitgeschakeld,
onafhankelijk van de programmering.
Door de gebruiker niet te
wijzigen
Hoofdmenu
37