Drukmeting
!
!
14
Beschrijving
7
De druk voor de meetbereikeindwaarde (20 mA-waarde)
is actief op het instrument, hier bijv. 300 mbar (4,5 psi).
Parameter EINDW. INSTELLEN kiezen.
Actieve waarde bevestigen. De actieve drukwaarde
wordt aan de bovenste stroomwaarde (20 mA) toege-
kend.
8
Resultaat:
het meetbereik is voor 0...+300 mbar (4,5 psi) ingesteld.
Opmerking!
• U heeft de mogelijkheid een klantspecifieke eenheid in te stellen. Zie parameterbeschrijving
DRUK EENHEID (pagina 56).
4.2
Instellen zonder referentiedruk
Voorbeeld:
In dit voorbeeld wordt een instrument met een 400 mbar (6 psi)-sensor op het meetbereik
0...+300 mbar (4,5 psi) ingesteld, d.w.z. de 4 mA-waarde resp. de 20 mA-waarde worden aan
0 mbar resp. 300 mbar (4,5 psi) toegekend.
Voorwaarde:
• Het gaat hierbij om een theoretische inregeling, d.w.z. de drukwaarden voor meetaanvang en
meetbereikeindwaarde zijn bekend.
Opmerking!
• Zie ook het inbedrijfstellingsvoorschrift Deltabar S (BA00270P), hoofdstuk 6.6 "verschildruk-
meting", Cerabar S (BA00271P), hoofdstuk 6.4 "drukmeting" of Deltapilot S (BA00332P), hoofd-
stuk 6.5 "drukmeting".
• Afhankelijk van de inbouwpositie van het instrument kan een nulpuntverschuiving ontstaan,
d.w.z. bij lege of deels gevulde tank geeft de parameter GEMETEN WAARDE niet nul aan.
Zie voor het uitvoeren van een positie-inregeling ook pagina 53, tabel 6: POSITION ADJUST.
• Zie voor een beschrijving van de genoemde parameters
– pagina 45, tabel 2: KEUZE
– pagina 53, tabel 6: POSITION ADJUST.
– pagina 55, tabel 7: INREGELING.
• Zie voor een beschrijving van andere relevante parameters
– pagina 96, tabel 15: EXTR.INSTELLINGEN
– pagina 120, tabel 27: PROCESWAARDE.
Cerabar S/Deltabar S/Deltapilot S 4...20mA HART
Endress+Hauser