Cerabar S/Deltabar S/Deltapilot S 4...20mA HART
Endress+Hauser
Tabel 33: (GROEPSKEUZE ) GEBRUIKERSMENU DIAGNOSE MESSAGES
Parameternaam
Beschrijving
ALARM HOUDTIJD (480)
Alarmhoudtijd voor alle meldingen van het type "Error" invoeren. Nadat de oorzaak van
Invoer
de fout is opgeheven, begint de alarmhoudtijd te lopen.
!
Bij de instelling voor ACC. ALARM KEUZE = "Aan" geldt:
Wanneer tussen het optreden van de alarmmelding en het bevestigen de alarmhoudtijd al
is verstreken, verdwijnt de melding direct na het bevestigen.
Zie ook dit inbedrijfstellingsvoorschrift, hoofdstuk 8.3 "Bevestiging van meldingen".
Invoerbereik:
0...999.9 s
Fabrieksinstelling:
0.0 s
Tabel 34: (GROEPSKEUZE ) GEBRUIKERSMENU DIAGNOSE USER LIMITS
Parameternaam
Beschrijving
P.min. PROCES (332)
Klantspecifieke procesbewaking – onderste drukgrens invoeren.
Invoer
Het gedrag van het instrument, wanneer de procesdruk de ingestelde waarde onder-
schrijdt, kunt u via de parameter CONFIG.FOUTMELD. invoeren.
Zie ook dit inbedrijfstellingsvoorschrift, hoofdstuk 8.1 "MESSAGES", tabel, code E730
en hoofdstuk 8.2. "Gedrag van de uitgang bij storing".
Fabrieksinstelling:
Onderste meetgrens •1.1
(voor de onderste meetgrens zie SENSORLIMIET LO.)
P.max. PROCES (333)
Klantspecifieke procesbewaking – bovenste drukgrens invoeren.
Invoer
Het gedrag van het instrument, wanneer de procesdruk de ingestelde waarde onder-
schrijdt, kunt u via de parameter CONFIG.FOUTMELD. invoeren.
Zie ook dit inbedrijfstellingsvoorschrift, hoofdstuk 8.1 "MESSAGES", tabel, code E731
en hoofdstuk 8.2. "Gedrag van de uitgang bij storing".
Fabrieksinstelling:
Bovenste meetgrens •1.1
(voor de bovenste meetgrens zie SENSORLIMIET HI.)
T.min. PROCES (334)
Klantspecifieke procesbewaking – onderste temperatuurgrens invoeren.
Invoer
Het gedrag van het instrument, wanneer de procesdruk de ingestelde waarde onder-
schrijdt, kunt u via de parameter CONFIG.FOUTMELD. invoeren.
Zie ook dit inbedrijfstellingsvoorschrift, hoofdstuk 8.1 "MESSAGES", tabel, code E732
en hoofdstuk 8.2. "Gedrag van de uitgangen bij storing".
Fabrieksinstelling:
Onderste temperatuurtoepassingsgrens sensor – 10 K
(voor de onderste temperatuurtoepassingsgrens zie T.min. SENSOR)
T.max. PROCES (335)
Klantspecifieke procesbewaking – bovenste temperatuurgrens invoeren.
Invoer
Het gedrag van het instrument, wanneer de procesdruk de ingestelde waarde onder-
schrijdt, kunt u via de parameter CONFIG.FOUTMELD. invoeren.
Zie ook dit inbedrijfstellingsvoorschrift, hoofdstuk 8.1 "MESSAGES", tabel, code E733
en hoofdstuk 8.2. "Gedrag van de uitgangen bij storing".
Fabrieksinstelling:
Bovenste temperatuurtoepassingsgrens sensor +10 K
(Voor de bovenste temperatuurtoepassingsgrens zie T.max.SENSOR)
Opmerking!
Parameterbeschrijving
129