Display:
O P E N I N G
Druk op Reset om de handmatige modus te beëindigen.
De ontspanner gaat automatisch terug naar de automatische modus als er 15 minuten geen knoppen op het paneel worden ingedrukt.
23.2.3 Regeling van de elektronische ontspanner bij het opstarten als P42 = CIAT:
Opmerking:
- Het percentage opening van de ontspanner en de langzame modus (ingesteld op 'Nee') worden geforceerd wanneer de compressor wordt
ingeschakeld.
- De waarden voor het percentage opening in de modi airconditioning en warmtepomp kunnen, evenals de forceertijd, met de
overeenkomstige parameters worden aangepast.
23.2.4 Regeling van de LD-sensor:
Als P42 = CIAT:
- De LD-sensorfout heeft een vertraging van 120 seconden bij het opstarten. Deze wordt niet meegerekend wanneer de unit is uitgeschakeld
of aan het einde van de ontdooicyclus tijdens instellen van de drukbalans.
- De standaardwaarde van P36 en P38 wordt 17,3 b.
24 BELANGRIJKE INFORMATIE OVER DE REGELING VAN EEN INVERTER-COMPRESSOR
- De parameters P195 (ΔP voor vermogensreductie) en P144 (differentiaal tussen trappen) zijn zichtbaar, terwijl er echter slechts één
compressor is. P144 (differentiaal tussen trappen) heeft een aanpassingsbereik van 0,5 tot 10°C.
- De parameters P145, P146, P147 en P148 zijn verborgen als P7 = I
toevoer of retour, blijven de parameters P143 en P144 zichtbaar en zijn ze ingesteld op een standaardwaarde van 1,5°C.
- Uitgang 3 (trap 2, circuit) op aansluitstrip J3 op de moederkaart wordt gebruikt om de variabele snelheidsregeling te informeren over fouten
die het uitschakelen van de compressor vereisen. Daardoor wordt de compressor uitgeschakeld als er een fout wordt gedetecteerd (het
contact gaat open).
- Opstartvertraging: P66 (alleen zichtbaar als P7 = I
trappen van 30 seconden).Deze vertraging komt overeen met de minimumtijd die het compressorregelvoltage is toegestaan voor het bereiken
van de maximumwaarde van 10 V (waarde overeenkomend met de frequentie van de compressor, 90 Hz). Met andere woorden, de
compressor bereikt de 90 Hz pas aan het einde van deze vertragingstijd, zelfs als deze frequentie door de warmtebelasting van het netwerk
wordt vereist.
- Parameter P192 (maximumdrempel van de ventilatorsnelheid) wordt zichtbaar. De standaardwaarde hiervan is 8,0 V.
- De volgorde waarin de compressors worden in- en uitgeschakeld wordt opgegeven via uitgang 2 op aansluitstrip J3 op de moederkaart (trap 1, circuit 1).
- De compressorsnelheid wordt aangepast door een modulerend signaal van 0-10 V (uitgang 2-3 op aansluitstrip J2 op de moederkaart).
De volgende beveiligingen zijn alleen ingeschakeld als P7 = I
Deze beperkingen zijn te wijten aan de compressortechnologie.
A) Als de verdampingstemperatuur daalt tot of onder -20°C gedurende 1 minuut:
De minimumfrequentie wordt in zowel verwarmingsmodus als koelmodus 50 Hz totdat de verdampingstemperatuur stijgt tot of boven -15°C
gedurende 1 minuut.
B) Als condensatietemperatuur gedurende 1 minuut tot of boven 60°C stijgt::
De minimumfrequentie wordt in zowel verwarmingsmodus als koelmodus 50 Hz totdat de condensatietemperatuur stijgt tot of boven 58°C
gedurende 1 minuut.
C) Maximaal drukverschil:
- Tijdens wateropwarming:
Als HD ≥ 4 × LD + 13,5, 120 na het opstarten, past C
naderen.
Indien nodig wordt een gedwongen batterijontdooiingscyclus gestart.
Informatiemelding:
U N I T
O P T I M A L E
- Tijdens waterkoeling:
Als HD ≥ 4 × LD + 13,6, verlaagt de unit het vermogen door de compressorsnelheid te verlagen tot 50 Hz of door de compressor uit te
schakelen.
Informatiemelding:
C P
V E R M . V E R M I N D
Foutfunctie: (ingeschakeld in koelmodus en verwarmingsmodus)
werking:
De max. Δp-drempel is ingesteld op HD 4 × LD + 15,6
Als deze fout ten minste 5 maal uitschakelen in 24 uur veroorzaakt:
- Corresponderend circuit wordt uitgeschakeld.
- 30 min. vertraging (in seconden in testmodus).
- Foutuitgang uit
- Circuitfout-LED op paneel knippert.
F O U T
x
E X V
T E S T
X X X %
. Standaardwaarde van 120 seconden. Aan te passen van 0 tot 300 seconden in
NVERTER
NVERTER
ONNECT
Δ P b a r
W E R K I N G
D E L T A
P
D E L T A
S T O P ( S )
C X
en toevoerregeling zijn geselecteerd. Daarentegen, als P141 =
NVERTER
:
2 het regelinstelpunt zodanig aan dat de compressors niet te vaak hun limiet
L I M I E T
L I M I E T
x x m n
P
x x m n
I N
2 4 U
91