Inhoudsopgave
Advertenties
Aanpassing van de curve in koelmodus
De gerelateerde parameters zijn als volgt:
P121: Koelingsinstelpunt 1
P122: Koelinginstelpunt 2
P251 instelpunt
P130
P121
P121
of
ou P122
P122
P128
Aanpassing van de curve in verwarmingsmodus
De gerelateerde parameters zijn als volgt:
P123: verwarminginstelpunt 1
P124: verwarminginstelpunt 2
P132: Buitentemperatuur aan begin van drift in verwarmingsmodus
16.7 Automatisch aanpassende regeling
Als de compressor minder dan 3 minuten draait, wordt het trapdifferentiaal verhoogd met 1.0 K bij een regeling op de retourlijn (maximale waarde
van 7.0 K).
Voor regeling op de toevoerlijn, wordt het berekende verschil met 1.0 K veranderd om het starten van de compressor te vertragen. De
maximale verschuivingswaarde is 7,0 K voor de eerste trap en 6,5 K voor de volgende trappen.
Het volgende bericht verschijnt:
Z E L F A A N P A S S E N D E
R E G E L I N G S M O D U S
Als de compressor langer dan 5 minuten draait en de automatisch aanpassende regeling aan is, wordt het trapdifferentiaal verlaagd met 1.0K
bij een regeling op de retourlijn tot de oorspronkelijke waarden zijn bereikt.
Voor regeling op de toevoerlijn, wordt het berekende verschil met 1.0 K veranderd om het starten van de compressor te versnellen tot de
oorspronkelijke waarden zijn bereikt.
De functie wordt uitgeschakeld als de oorspronkelijke waarden zijn bereikt, als unit wordt uitgeschakeld (via de knop Aan/Uit op het paneel of
met extern bedieningscommando aan als de winter waterlus beschwerming uit is), als de unit een fout heeft, als parameter P141 (regelmodus)
wordt veranderd en als een stroomstoring optreedt.
16.8 Regeling met A
ÉROCONNECT
De thermodynamische generator kan alleen de koeling retourlijn regelen omdat de
wordt aangestuurd, het koelvermogen aanpast via zijn eigen retourlijnsensor en door het ophalen van het instelpunt dat is ingesteld door
C
.
ONNECT
17 REGELING VAN CONDENSATIEDRUK VOOR LUCHTGEKOELDE EENHEDEN
17.1 Regeling tijdens normale werking of aan/uit-regeling
In verwarmingsmodus:
Alle ventilatortrappen zijn ingeschakeld op maximumsnelheid:
- Zodra er een compressortrap in de unit actief is wanneer P11 = verweven
- Zodra er een compressortrap in het circuit actief is wanneer P11 = apart.
In koelmodus:
- Regelmodus wordt ingeschakeld zodra een compressortrap in het circuit actief is.
A) Aan/uit, waarbij P21 (variabele snelheidsregeling) = Nee, P10 = axiaal en P11 = apart
De ventilator schakelt in zodra de compressor in het corresponderende circuit opstart.
P180 = 2 of 3 komt overeen met 2 of 3 ventilatortrappen per circuit.
- Ventilator 1 in circuit 1 wordt geregeld door
trap 1, aansluitstrip J3 (aansluiting 5) op de
moederkaart
- Ventilator 2 in circuit 1 wordt geregeld
door trap 2, aansluitstrip J3 (aansluiting 6)
op de moederkaart
- Ventilator 1 in circuit 2 wordt geregeld
door trap 1 in circuit 2, aansluitstrip J3
(aansluiting 5) op uitbreidingskaart 2
- Ventilator 2 in circuit 2 wordt geregeld door
trap 2 in circuit 2, aansluitstrip J3 (aansluiting
6) op uitbreidingskaart 2
1e =trap 1, 2e = trap 2,
DEE = Differentiaal tussen trappen
Temp.
P129
P251 instelpunt
P134
P123
P123
of
ou P124
P124
P133
link in
VRIJE KOELING
2
1
P181
DEE = P184
1 condensatorventilatormodule per circuit = 2 trappen van één fase
P128: Buitentemperatuur aan begin van drift in koelmodus
P129: Buitentemperatuur bij einde van drift in koelmodus
P130: Maximuminstelpunt bij einde van drift in koelmodus
P251 instelpunt
P121
P121
of
ou P122
P122
P130
P133: Buitentemperatuur bij einde van drift in verwarmingsmodus
P134:
Maximuminstelpunt
verwarmingsmodus
Temp.
P132
modus
VRIJE KOELING
DEE = P183
75
P128
P129
bij
einde
van
module, die door de A
EROCONNECT
er
1
ème
2
Temp.
drift
in
HP bar
Advertenties
Inhoudsopgave
