13.1.2 Gedwongen stoppen van compressors
Deze functie voorkomt dat de compressortrappen afzonderlijk werken.
Met de volgende parameters wordt de functie in- en uitgeschakeld:
P230: Bij vrijgave, trap 1 circuit 1
P231: Bij vrijgave, trap 2 circuit 1
13.2 Beheer van de tijdtellers
Het aantal uren dat ze in elke modus hebben gewerkt (koelen en verwarmen) kan voor elke pomp en elke compressortrap worden
weergegeven.
De parameters zijn als volgt:
P285: Uren gewerkt in verwarmingsmodus
P286: Uren gewerkt in koelmodus
P287: Uren gewerkt pomp 1
P288: Uren gewerkt pomp 2
P311: Trap 1, circuit 1, uren gewerkt
P314: Trap 2, circuit 1, uren gewerkt
In verwarmingsmodus (P285):
De tijdvertraging neemt toe als de verwarmingsmodus aan is via de aan/uit-knop en de ingang van de automatische bedrijfsregeling gesloten
is of de winterbeveiliging aanstaat met een regelstadium aan.
In ontdooimodus (P285)::
Deze tellers zijn te zien als P285 geopend is, op het paneel op Enter is gedrukt en P159 = geoptimaliseerd.
De bovenste regel komt overeen met de totale tijd in de verwarmingsmodus (uitgezonderd ontdooien). De tweede regel komt overeen met de
totale ontdooitijd. Deze tellers zijn toegevoegd om de winst te kunnen zien vergeleken met aanvriezen gedurende een vaste tijdsperiode.
In koelmodus (P286):
De tijdvertraging neemt toe als de koelmodus aan is via de aan/uit-knop en de ingang van de automatische bedrijfsregeling gesloten is of de
winterbeveiliging aanstaat met een regelstadium aan.
13.3 Beheer van compressorstart
Alleen van toepassing voor units met verscheidene compressors en als het aantal trappen in circuit 1 ≠ 1 en het aantal trappen in circuit 2 ≠ 1.
Parameter P13 is alleen te zien:
- als P3 (aantal circuits) = 1 en P4 (aantal trappen in circuit 1) = 2
- als P3 (aantal circuits) = 2 en P4 (aantal trappen in circuit 1) = 2 en P5 (aantal trappen in circuit 2) = 2
13.3.1 Met gebalanceerde tandemcompressors:
Voordat er trappen worden ingeschakeld, wordt de uitvoeringstijd van elke trap altijd gecontroleerd, zodat de trap die het kortst is uitgevoerd
als eerste wordt gestart.
Als slechts één van de twee compressors in elk circuit werkt, wordt deze na 4 uren uitgeschakeld en wordt de andere compressor aangezet.
Met 1 circuit en 1 trap: Tijd in werking wordt niet gebalanceerd.
Met 1 circuit en 2 trappen: De twee trappen in het circuit worden gebalanceerd (wanneer in bedrijf en bij het opstarten).
Met 2 circuits en 3 trappen: In circuit X is de eerste van de drie trappen die wordt ingeschakeld, de trap die de kortste tijd is uitgevoerd. In circuit
Y is de tweede trap die wordt ingeschakeld (circuitwisseling) de trap die op één na het kortst heeft gewerkt. Daarna wordt de derde en laatste trap
gestart.
Met 2 circuit en 4 trappen: In circuit X is de eerste van de vier trappen die wordt ingeschakeld, de trap die de kortste tijd heeft gewerkt. In
circuit Y is de tweede trap die wordt ingeschakeld (circuitwisseling) de trap die op één na het kortst heeft gewerkt. De derde trap die wordt
ingeschakeld is de trap die op twee na het kortst heeft gewerkt.. Daarna wordt de vierde en laatste trap ingeschakeld.
Deze functie moet rekening houden met:
- De trapbeperking
- De antipendeltijd
De compressors worden in volgorde uitgeschakeld, te beginnen met de compressor die het langst heeft gewerkt.
13.3.2 Met niet-gebalanceerde tandemcompressors en deellastregeling:
Deellaastregeling is ingeschakeld op waterkoelers die zijn uitgerust met scrollcompressors met een of twee koelcircuits met twee of vier
regeltrappen.
Hierdoor is het mogelijk om maximaal zes regeltrappen te beheren via vier compressoruitgangen op C
Op machines die met niet-gebalanceerde tandemcompressors zijn uitgerust is dit soort regeling vooral nuttig bij het verkrijgen van de
volgende uitsplitsing:
Als P3 (aantal circuits) = 1 → 33%, 66%, 100%
De trappen moeten daarom worden toegewezen op de compressoruitgangen op C
Moederkaart
- Aansluiting 2 op aansluitstrip J3, uitgang van trap 1 in circuit 1 =
krachtigste trap in circuit 1
Uitbreidingskaart 2, circuit 2-functie
- Aansluiting 2 op aansluitstrip J3, uitgang van trap 1 in circuit 2 =
krachtigste trap in circuit 2
Met 1 circuit en 1 trap: Werkt niet met deellast
Met 2 circuits en 3 trappen: Werkt niet met deellast, omdat de compressors even groot zijn (LGN- en LJA-bereik). De compressor die het
minste heeft gewerkt, wordt als eerste ingeschakeld.
Deze functie moet rekening houden met:
- De trapbeperking,
- De antipendeltijd,
Beheer van compressorwisseling:
Als slechts één van de twee compressors in elk circuit werkt, wordt deze na 4 uren uitgeschakeld en wordt de andere compressor aangezet.
P232: Bij vrijgave, trap 1 circuit 2
P233: Bij vrijgave, trap 2 circuit 2
P341: Trap 1, circuit 2, uren gewerkt
P344: Trap 2, circuit 2, uren gewerkt
Er zijn ook bewakingstellers: P289, P290, P308, P309, P310,
P313, P322, P323, P324, P338, P339, P340, P343, P352, P353,
en P354.
- De vrijgave om de trappen in te schakelen
- Compressorfouten
Als P3 = 2 → 16%, 33%, 50%, 66%, 83%, 100%
2
ONNECT
- Aansluiting 3 op aansluitstrip J3, uitgang van trap 2 in circuit 1 =
krachtigste trap in circuit 1
- Aansluiting 3 op aansluitstrip J3, uitgang van trap 2 in circuit 2 =
krachtigste trap in circuit 2
- De vrijgave om de trappen in te schakelen
- Compressorfouten
63
2.
ONNECT