11 BEHEER VAN DE WATERPOMPEN
11.1 Pomp 1
Pomp 1 is aan het hydraulische hoofdnetwerk toegewezen. Deze wordt daarom in alle configuraties gebruikt:
- Als P2 = lucht/water of omkeerbaar lucht/water en P25 = 2, wordt
deze afwisselend met pomp 2 beheerd.
De pomp die nog het kortst heeft gedraaid, start als eerste.
- Anders kunnen de pompen met de aan/uit-knop worden aangezet
11.2 Pomp 2
Pomp 2 wordt alleen in bepaalde configuraties gebruikt:
A) Als P2 = water/water, wordt pomp 2 aan het secondaire netwerk
van de klant toegewezen en wordt de regelmodus bepaald door
P108.
- Als P108 = afhankelijk van de regelmodus, wordt de pompregeling
aan de regeling van de unit gekoppeld:
P O M P
Automatisch aftellen van tijdvertraging.
Deze tijdvertraging wordt in de testmodus gehandhaafd.
- Als P108 = afhankelijk van aan/uit, wordt de pompregeling aan de
bediening van de unit gekoppeld.:
. De pomp wordt aangezet (via aan/uit en met de ingang van de
automatische bedrijfsregeling gesloten; of via aan/uit, met de
ingang
van
de
automatische
B) Als P2 = lucht/water of omkeerbaar lucht/water, is deze
afhankelijk van P25
- Als P25 = 0 of 1 (slechts van één pomp voorzien) is er geen pomp
2.
- Als P25 = 2, is de unit van een back-uppomp voorzien. Deze
pomp wordt beheerd met de aan/uit-schakelaar en werkt
afwisselend met pomp 1. De pomp die nog het kortst heeft
11.3 Pompbeheer als P2 = 3 (omkeerbaar lucht/water) + verwarmingsmodus + P111 = ketel
Parameter P27 wordt gebruikt om de pomp te laten regelen door de bediening van de ketel.
A) Als P27 = Ja: Als de ketel wordt ingeschakeld, wordt de pomp
afgezet
tenzij
het
risico
(buitentemperatuur ≤ P52 en P261 ≤ 30°C).
P 2 7
D O O R
De ketel blijft werken als de warmtepomp niet goed werkt.
B) Als P27 = Nee: De pomp wordt geregeld met de aan/uit-knop. De pomp blijft werken ook werken als de ketel is vrijgegeven om te werken.
P 2 7
D O O R
11.4 Deblokkeren en wisselen van de pompen
Als een van de pompen (om een andere reden dan een storing) meer dan 7 dagen uit blijft staan, moet de pomp tussen 9.00 uur en 21.00 uur
worden ingeschakeld en 2 minuten blijven werken.
- Als P25 = 2, wordt de pomp die het langste heeft gewerkt,
uitgeschakeld na het deblokkeren.
- Als de unit wordt uitgeschakeld via de aan/uit-knop of de
12 WINTERBEVEILIGING
12.1 Vorstbeveiliging van pompen en warmtewisselaars terwijl de unit uitstaat
Deze functie beveiligt de pomp(en) en de warmtewisselaar(s) tegen bevriezen.
De uitgangen van de warmtegenerator en verwarmingsspiraal worden alleen ingeschakeld als P2 = lucht/water en omkeerbaar lucht/water.
P265 wordt zichtbaar als P2 = lucht/water en omkeerbaar lucht/water
12.1.1 Gebruik bij zuiver water: Als P52 ≥ zijn standaardaanpassingswaarde gebaseerd op het type koudemiddel:
1) Verwarmingsregeling:
- Als omgevingstemperatuur van wisselaar ≤ P220 of fout van
omgevingstemp.sensor en waterintredetemperatuur ≤ (P52 + 2) +
alle compressors uit + pomp uit als P25 ≠ 0 → warmtegeneratoren
aan.
-
Als
fout
van
omgevingstemperatuursensor
waterintredetemperatuur ≤ (P52 + 2) + alle compressors uit + pomp
uit als P25 ≠ 0 → warmtegeneratoren aan.
- Als omgevingstemperatuur van wisselaar > P220 + P222 of
waterintredetemperatuur ≥ (P52 + 2) + P222 of als er een
compressor
of
een
pomp
warmtegeneratoren uit.
x
A A N
bedrijfsregeling
gesloten
bestaat
dat
de
unit
bevriest
P O M P
K E T E L
P O M P
K E T E L
aanstaat
als
P25
≠
0
(en wordt de ingang van de automatische bedrijfsregeling gesloten).
1 minuut nadat de laatste regeltrap is uitgeschakeld wordt de pomp
afgezet.
Pomp x wordt vóór de eerste regeltrap aangezet (daarbij is x de
waarde die in P109 is ingevoerd).
1 minuut nadat de laatste regeltrap is uitgeschakeld wordt de pomp
afgezet.
x x s
winterbeveiliging door de buitentemperatuur geactiveerd; of op
afstand via een pc, modem of ander apparaat).
De pomp wordt onmiddellijk afgezet wanneer P108 wordt gewijzigd
en schakelt om van bediening met aan/uit naar Afhankelijk van
regelmodus (behalve als de regelmodus is opgeroepen).
1 minuut nadat de laatste regeltrap is uitgeschakeld wordt de pomp
en
afgezet.
gedraaid, start als eerste.
De volgende keer wanneer de machine door de regeling wordt
uitgeschakeld nadat deze 7 dagen met dezelfde pomp heeft
gewerkt, wordt er van pomp gewisseld (door de pomp die werkte af
te zetten) om de gebruiksduur van de pompen in balans te houden.
1 minuut nadat de laatste regeltrap is uitgeschakeld wordt de pomp
afgezet.
Een tank met vier buizen moet in het systeem worden geïnstalleerd,
en de ketel moet zijn eigen pomp en zijn eigen regeling met zijn
eigen beveiligingen hebben
G E R E G E L D
J A
G E R E G E L D
N E E
automatische bedrijfsregeling en er tijdens het deblokkeren een
waterdebietfout optreedt, worden beide pompen uitgeschakeld.
2) Verwarmingsspiraalregeling:
- als buitentemperatuursensor ≤ P220 en waterintredetemperatuur
≤
20°C
+
als P25 ≠ 0 → verwarmingsspiralen aan
- Als fout van buitentemperatuursensor en waterintredetemperatuur
en
≤ 20°C + alle compressors uit + pomp uit
als P25 ≠ 0 → verwarmingsspiralen aan
- Als buitentemperatuur > P220 + P222 of waterintredetemperatuur
≥ 20°C + P222 of als er een compressor of pomp aanstaat →
verwarmingsspiralen uit.
→
61
alle
compressors
uit
+
pomp
uit