1 BELANGRIJKE AANBEVELINGEN
Uw unit is uitgerust met een microprocessorgestuurde elektronische circuitkaart. Om ervoor te zorgen dat de machine goed werkt,
moet u de hieronder beschreven regels opvolgen.
Stroomvoorziening
Afstandsbediening: 230 V AC/ 50 Hz.
Als de afstandsbediening van de machine apart wordt gevoed
(transformator wordt niet meegeleverd), moet in het volgende
worden voorzien:
1 - Een voedingsleiding die direct vanaf een distributiepunt loopt
(deze
leiding
mag
alleen
afstandsbediening van de machine te voeden).
2 - Deze voedingsleiding moet minstens 1 meter van alle
voedingsleidingen (400 V) zijn verwijderd.
Specificaties van de C
Opgenomen vermogen van de kaart: 35 Watt.
Maximum toelaatbare spanning en stroom per ingang/uitgang:
253 V AC -3,15 A.
De
kaart
wordt
gevoed
opschroefconnector.
De
aansluitingen
geïdentificeerd:
1 - Fase,
2 - Nulpotentiaal,
3 - Aarde.
Specificaties van de kaartzekeringen:
Schurter UMT 250 V AC/3,15 A. Tijdvertraging: 10 × 3.
Productcode: 34031 0171.
Omgevingseisen:
- Bij opslag → -40/+80°C, 5/85% vochtigheid zonder condensatie.
- Tijdens gebruik → -20/+70°C, 5/85% vochtigheid zonder
condensatie.
Vervuilingsgraad: 3.
Waarschuwing
Lees de instructies in de handleiding voordat u onderhoud aan
het apparaat wilt gaan uitvoeren.
Voordat u onderhoud aan de kaart wilt gaan uitvoeren, moet u de
stroombron loskoppelen en er zeker van zijn dat er geen
spanning meer op de kaart staat.
Om een elektrische schok te voorkomen, mag de kaart niet
toegankelijk zijn als deze met stroom wordt gevoed.
Sommige delen van de kaart (USB- en Ethernetconnectors)
kunnen heet zijn. Deze connectors kunnen brandwonden
veroorzaken. Vermijd aanraking van deze connectors als deze
zijn aangesloten.
Waarschuwing:
Er bestaat explosiegevaar als de batterij wordt vervangen
door een verkeerd type.
Gebruikte batterijen moeten in overeenstemming met de
plaatselijke voorschriften worden afgevoerd.
Aarding
Vereist (goede aarding die voldoet aan de Franse norm NF C 15-
100).
Aansluiting van sensors
Houd aansluitkabels verwijderd van voedingskabels (400 V) of
van een leiding voor de afstandsbediening (230 V). Bij afstanden
van meer dan 6 meter moet een afgeschermde kabel worden
gebruikt die is aangesloten op de aarde van de unit.
Maximumafstand: 25 m.
2 ALGEMEEN
De C
2-regelmodule is standaard gemonteerd op waterkoelers (of waterverwarmers) die zijn uitgerust met een of twee
ONNECT
koudemiddelcircuits en scrollcompressoren. Deze is gemonteerd op water/waterunits, lucht/waterunits en omkeerbare lucht/waterunits.
Afhankelijk van de configuratie heeft de kaart de volgende functies:
► Regeling van gekoeld water of heetwatertemperaturen.
► Continue bewaking van bedieningsparameters.
► Diagnoses en opslag van fouten.
► Instelpuntdrift gebaseerd op de buitentemperatuur (bij verwarmings- en koelingsmodi).
► Communicatie met het paneel (op afstand of lokaal) en de uitbreidingskaarten (foutrapportage, GBS-communicatie, Ethernet-verbinding
voor pc).
worden
gebruikt
om
2- kaart
ONNECT
via
een
opgebouwde
3-pins
worden
als
volgt
Aansluiting van communicatiebussen
4-1 Specificatie van de aansluitkabel
- Flexibele kabel
- Dubbel afgeschermde bedradingen
- Capaciteit tussen kabels en afscherming: 120 pF/m
- Weerstand: 56 Ω/km
de
- Voorbeelden: Filotex FMA 2P of Filotex IBM 7 362 211.
4-2 Aansluiting van de afscherming
- Sluit de afscherming op de GBS of het einde van de
microcomputer aan op aarde.
- Zorg ervoor dat het hele stuk tot de laatste unit is
doorverbonden
(de afscherming op de communicatiekabel moet tussen elke unit
aangesloten zijn).
- Sluit de afscherming niet aan op de aardverbinding op de units.
- De draden die uit de afscherming komen, moeten zo kort
mogelijk zijn (2 cm) op elke unit.
4-3 Kabelverloop
- De kabel moet over de gehele lengte minstens 30 cm verwijderd
zijn van alle kabels voor 230 V of 400 V.
- Als een 230 V- of 400 V-kabel moet worden gekruist met een
computerkabel, moeten deze elkaar onder de juiste hoek kruisen.
Aansluiting van aan/uit-ingangen
•Afstanden van minder dan 30 meter:
- Gebruik een afgeschermde kabel. Houd de kabel minstens
30 cm verwijderd van alle leidingen die interferentie kunnen
opwekken. Sluit de afscherming aan op de aarde van de unit.
Indien verscheidene afgeschermde kabels worden gebruikt, sluit
dan elke afscherming afzonderlijk aan (als het gevaar van
interferentie blijft bestaan, installeer dan een relais voor elke
ingang).
•Afstanden groter dan 30 meter:
- Installeer een relais voor elke ingang nabij de elektronische
circuitkaart (dwarsdoorsnede van kabel: 0,5 mm
•Voorbeeld aansluitschema:
MACHINE
MACHINE
1
2
K: Hulprelais (gemonteerd nabij de elektronische circuitkaart)
CA: Automatische bedrijfsregeling (op elke machine)
3
2
)
MACHINE
MACHINE
3
4