➢ De vertragingstijd heeft alleen betrekking op het inschakelen van de uitgangsvariabele „Fout",
„Fout minimale waarde" of „Fout maximale waarde". Wordt Diff.uit weer onder- cq.
overschreden, geschiedt geen vertraging.
Uitgangsvariabelen
Fout
Fout minimale waarde
Fout maximale waarde
Controlewaarde
Teller minimale waarde
Teller maximale waarde
➢ Onder- of overschrijdt de controlewaarde één van de drempelwaardes, begint de betreffende
vertragingstijdteller te lopen. Blijft de controlewaarde tijdens de vertragingstijd onder of
boven de drempelwaarde of verlaat de controlewaarde het bereik tussen Diff.aan en Diff.uit
niet, wordt de fout op AAN gezet.
Status AAN na afloop van de vertragingstijd, indien de controlewaarde
de minimale waarde + Diff.aan onderschrijdt of de maximale waarde +
Diff.aan overschrijdt, keuze van een uitgang, actief in alle modi.
Status AAN na afloop van de vertragingstijd, indien de minimale
waarde + Diff.aan onderschreden wordt, keuze van een uitgang, alleen
actief in de modi „Bereik" en „Minimum".
Status AAN na afloop van de vertragingstijd, indien de maximale
waarde + Diff.aan overschreden wordt, keuze van een uitgang, alleen
actief in de modi „Bereik" en „Maximum".
Weergave van de voor de bewaking geldende controlewaarde A indien
alleen één controlewaarde opgegeven wordt, of differentie A–B,
indien twee controlewaardes gebruikt worden.
Weergave van de aflopende tijd tot de foutmelding, indien de
controlewaarde A of de differentie A-B de minimale waarde + Diff.aan
onderschreden heeft.
Weergave van de aflopende tijd tot de foutmelding, indien de
controlewaarde A of de differentie A-B de maximale waarde + Diff.aan
overschreden heeft.
Controlefunctie
89