05.
Wacht totdat de besturingseenheid de aanleerfase uitvoert: sluiting, opening en hersluiting van de poort
06.
Druk op de toets Open en laat deze daarna weer los om een volledig openingsmanoeuvre uit te voeren
07.
Druk op de toets Close en laat deze daarna weer los om het sluitmanoeuvre uit te voeren
• Tijdens deze manoeuvres slaat de besturingseenheid de kracht op die nodig is om de openings- en sluitmanoeuvres uit te voeren.
• Als de leds L2 en L3 na de aanleerfase knipperen, betekent dit dat er zich een fout heeft voorgedaan (zie de hoofdstukken 9 en 10).
• Deze eerste manoeuvres mogen absoluut niet onderbroken worden, bv. door een STOP-instructie. Als dat toch zou gebeu-
ren, moet het aanleren vanaf punt 01 opnieuw worden uitgevoerd.
• De aanleerfase van de afstanden en van de configuratie van de STOP- en FOTO-ingangen kan op elk gewenst moment herhaald wor-
den, ook na de installatie (bijvoorbeeld als een van de mechanische stops wordt verplaatst); het volstaat om de fase te herhalen vanaf
punt 01.
Als de riem/ketting tijdens het zoeken naar de af-
standen niet correct is aangespannen, kan er zich een
verschuiving voordoen tussen de riem/ketting en de
tandheugel. In dat geval moet de aanleerfase worden
onderbroken via de toets Stop; span de riem/ketting
daarna aan door de moer H (M8) aan te halen; herhaal
vervolgens de aanleerprocedure vanaf punt 01.
7.4 - Controle van de beweging van de poort
Na het aanleren van de openings- en sluitwaarden is het raadzaam enkele manoeuvres uit te voeren om te controleren of de poort correct beweegt.
01.
Druk op de toets Open en laat deze terug los om een openingsbeweging te activeren: controleer of de opening regelmatig verloopt,
zonder wisselingen van snelheid. Belangrijk - De poort moet vertragen zodra ze zich tussen 30 en 20 cm van de mechanische
openingsstop bevindt en tegen de stop tot stilstand komen. Voer daarna een kort sluitmanoeuvre uit om de spanning van de riem/
ketting te verminderen.
02.
Druk op de toets Close en laat deze terug los om een sluitbeweging te activeren: controleer of de opening regelmatig verloopt,
zonder wisselingen van snelheid. Belangrijk - De poort moet vertragen zodra ze zich tussen 30 en 20 cm van de mechanische
sluitstop bevindt en tegen deze mechanische sluitstop tot stilstand komen. Voer daarna een kort openingsmanoeuvre uit om de
spanning van de riem/ketting te verminderen.
03.
Controleer tijdens de manoeuvres of het knipperlicht (indien aanwezig) met een frequentie van 0.5 sec aan en 0.5 sec uit knippert.
04.
Voer meerdere openings- en sluitmanoeuvres uit om te beoordelen of er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn, of andere
onregelmatigheden (bv. punten met een grotere wrijving).
05.
Verzeker u ervan dat de bevestiging van de reductiemotor, de geleiderail en de mechanische stops stevig en stabiel is, alsook vol-
doende bestand tegen plotse versnellingen of vertragingen in de beweging van de poort.
7.5 - Ingebouwde radio-ontvanger
In de besturingseenheid is een radio-ontvanger voor de afstandsbediening ingebouwd die op frequentie 433.92 MHz werkt en compatibel
is met de volgende zendertypes ( aangezien het coderingstype verschilt, bepaalt de eerst ingevoerde zender ook het type van de zenders die
achteraf nog opgeslagen kunnen worden - er kunnen tot 100 zenders opgeslagen worden) :
FLO, FLOR, O-CODE, SMILO
7.6 - Programmering van de functies
De programmeringen worden in twee groepen onderverdeeld:
- Programmering bij inschakeling: dit type programmering kan alleen worden uitgevoerd nadat de netstroom naar de SPIN is ingeschakeld;
door de toets Set ingedrukt te houden bij het inschakelen van de besturingseenheid, wordt de programmering geactiveerd.
- Standaardprogrammering: dit type programmering kan op eender welk moment worden uitgevoerd en wordt geactiveerd door de toets Set
gedurende ongeveer 3 seconden ingedrukt te houden.
Voor de beide programmeringen zijn de beschikbare programmeerbare functies over twee niveaus verdeeld:
- Eerste niveau (paragraaf 7.6.1 - 7.6.2): functies instelbaar in modus ON-OFF (actief-niet actief); in dit geval geeft elke led L1, L2, L3 een
functie aan; als de led aan is, is de functie actief, als die uit is, is de functie niet actief; zie tabellen 8 en 9.
- Tweede niveau (paragraaf 7.6.3 - 7.6.4): functies instelbaar op een waardeschaal van 1 tot 3; in dit geval geeft elke led L1, L2, L3 de waarde
aan die uit 3 mogelijkheden is gekozen, zie tabellen 14 en 15.
7.6.1 - Functies eerste niveau (ON-OFF)
Led
Functie
L1
Variabele gevoeligheid
(obstakeldetectie)
16 – Nederlands
Tabel 8 - Functies van de programmering bij inschakeling
Beschrijving
Via deze functie kan de gevoeligheid worden geactiveerd of gedeactiveerd waarmee ob-
stakels worden gedetecteerd.
In de fabriek wordt de gevoeligheid van dit systeem variabel ingesteld (led L1 uit): sterkere
gevoeligheid wanneer de motor weinig kracht heeft, geringere gevoeligheid wanneer de
motor meer kracht heeft. Daarbij is het steeds de bedoeling om obstakels zo nauwkeurig
mogelijk te detecteren. De variabele gevoeligheid kan ook gedeactiveerd worden; in dat
geval blijven de 3 "vaste" niveaus van de motorkracht van toepassing (led L1 aan).
H
H
SNA30
H
H
SNA30C