5
AUTOMATISERING STARTEN EN CONTROLE VAN DE AANSLUITINGEN
5.1 - Aansluiting van de automatisering op de netvoeding
Om SPIN op de netvoeding aan te sluiten, hoeft u enkel de respectieve stekker in een stopcontact te steken; gebruik eventueel een courante
adapter als de stekker niet met het beschikbare stopcontact overeenstemt.
De bij SPIN meegeleverde kabel mag niet afgesneden of verwijderd worden. Als er geen stopcontact voorhanden is, moet de
aansluiting van de netvoeding op SPIN worden uitgevoerd door ervaren, deskundig personeel dat in het bezit is van de vereiste
kenmerken, met volledige inachtneming van wetten, voorschriften en reglementen. De elektrische voedingskabel moet tegen
kortsluiting en aardlekken beveiligd worden; er moet een inrichting voorzien worden waarmee de voeding tijdens de installatie of
het onderhoud van de SPIN onderbroken kan worden (dezelfde stekker plus stopcontact kan goed werken).
01.
Ga te werk zoals hierna beschreven:
• Controleer dat de groene led OK regelmatig knippert met een frequentie van één knippering per seconde.
• Controleer dat de motor de beweging van de poort niet aanstuurt en dat het knipperlicht en het gebruikerslicht uit zijn.
Als dit alles niet gebeurt, dient u onmiddellijk de stroomtoevoer naar de besturingseenheid af te sluiten en de elektrische aansluitingen
nauwkeuriger te controleren. Meer nuttige informatie over het opsporen en analyseren van storingen vindt u in de hoofdstukken 9 en 10.
6
EINDTEST EN INBEDRIJFSTELLING
Dit zijn de belangrijkste fasen in de realisatie van de automatisering om de maximale veiligheid van de installatie te garanderen.
Deze moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd en ervaren personeel, dat de benodigde tests moet uitvoeren om de veiligheidsmaatrege-
len te controleren en dat tevens moet controleren of de wetten, normen en regels op dit gebied in acht worden genomen, in het bijzonder de
vereisten van de normen EN 13241-1, EN 12445 en EN 12453.
6.1 - Eindtest
Voordat u de eindtestprocedure uitvoert, moet u de procedure voor het "aanleren van de inrichtingen" (paragraaf 7.2) uitgevoerd hebben. De
eindtest kan ook worden gebruikt om de inrichtingen van de automatisering periodiek te controleren. Voor elk afzonderlijk onderdeel van de
automatisering (contactlijsten, fotocellen, noodstop enz.) is een specifieke eindtestfase vereist; voor deze inrichtingen moeten de procedures uit
de desbetreffende instructiehandleidingen worden gevolgd. Voer de eindtest van de SPIN als volgt uit:
01.
Controleer of alle informatie in het hoofdstuk Algemene aanbevelingen nauwkeurig in acht is genomen.
02.
Ontgrendel de poort door de ontgrendelingskoord naar beneden
te trekken en controleer of het mogelijk is om de poort zowel open
als gesloten met een kracht van niet meer dan 225 N handmatig
te bewegen
03.
Maak de motorslede opnieuw vast.
04.
Test met behulp van de sleutelschakelaar of de zender of de knoppen van de besturingseenheid of de poort opent en sluit, en controleer
of de beweging overeenkomt met de bedoelde beweging.
05.
Voer verschillende testen uit om de vloeiende beweging van de poort, eventuele defecten in de montage of afstelling en de wrijvings-
punten te beoordelen.
06.
Controleer een na een of alle veiligheidsinrichtingen in de installatie goed werken (fotocellen, contactlijsten enz.). In het bijzonder knip-
pert de groene led OK op de besturingseenheid, telkens wanneer er een inrichting ingrijpt, 2 maal sneller om te bevestigen dat de
besturingseenheid de gebeurtenis herkent.
07.
Controleer de werking van de fotocellen en eventuele interactie met andere inrichtingen:
1 - Houd een staaf met een diameter van 5 cm en een lengte van 30 cm in de optische as: eerst in de buurt van de zender (TX), daarna
in de buurt van de ontvanger (RX)
2 - Controleer of de fotocellen in beide gevallen reageren door van de status 'actief' naar de status 'alarm' over te gaan en andersom
8
7
6
5
4
3
ON
2
OFF
OFF
2
1
L1
L2
L3
FLASH
Nederlands – 13