WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
Tankbeluchtingsslang en over-
loopslang
2
1
1. Overloopslang brandstoftank
2. Oorspronkelijke positie (verfmerkteken)
3. Klem
4. Tankbeluchtingsslang
Alvorens de motorfiets te gebruiken:
Controleer alle slangaansluitingen.
Controleer alle slangen op scheuren
of beschadiging en vervang indien no-
dig.
Controleer voor alle slangen of het uit-
einde ervan niet is verstopt en reinig
indien nodig.
Controleer of alle slangen door de
klem worden geleid.
Controleer of het verfmerkteken op de
tankoverloopslang onder de klem is
geplaatst.
DAU55291
Uitlaatkatalysator
Dit model is uitgerust met een uitlaatkataly-
sator.
WAARSCHUWING
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
3
voorkomen:
4
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanraking kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onderhouds-
werkzaamheden uit te voeren.
Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden tot
oververhitting.
DAU13434
LET OP
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij
gebruik van loodhoudende benzine zal
DWA10863
onherstelbare schade worden toege-
bracht aan de uitlaatkatalysator.
3-16
DCA10702
3