Inhoudsopgave
Advertenties
Onderhoud
Voorzetapparatuur
Controleer of de bedieningshendels voor het hulpstuk de bijbehorende func-
ties in werking stellen, zie Tabel 10. Zie de symbolen bij iedere hendel. Zorg
ervoor dat alle hydraulische leidingen goed zijn aangesloten en dat ze niet
lekken.
Signalen van het regelsysteem voor de
spreader
Controleer of de controlelampjes op de spreader en op de TWIST-module
goed werken voor de posities: zittend, vergrendeld en ontgrendeld.
Bestuurdersaanwezigheidssysteem (OPS)
OPMERKING: Het OPS-systeem (bestuurderaanwezigheidssysteem)
werkt pas na een korte vertraging (2,5 seconden) zodat de bestuurder weer
op de stoel kan gaan zitten zonder de transmissie uit te schakelen.
De OPS-functie heeft een elektrische schakelaar in de stoel die detecteert
of de bestuurder aanwezig is. Als de bestuurder op de stoel zit, kan de
transmissie worden ingeschakeld en kunnen de hydraulische functies wor-
den gebruikt. Als de bestuurder niet aanwezig is, wordt de transmissie uit-
geschakeld en kunnen de hydraulische hef-, daal- en kantelfuncties niet
worden gebruikt.
U kunt de werking van het OPS controleren door langer dan 2,5 seconden
van de stoel op te staan en dan te controleren of het systeem de transmissie
en de hydraulische functies uitschakelt als u niet op de stoel zit.
•
U kunt het OPS voor de hydraulische functies resetten door op de stoel
te gaan zitten.
160
www.duma-rent.com
•
U kunt het OPS voor de transmissie resetten door weer op de stoel te
gaan zitten en de transmissie weer in te schakelen.
De bestuurder kan de transmissie als volgt weer inschakelen:
•
Druk het kruip-/rempedaal meer dan 75 % in.
•
Zet de schakelhendel in de stand NEUTRAAL en daarna in de rijstand.
•
Rijd in een andere richting met behulp van de MONOTROL®-pedaal.
Transmissie
Controleer op lekkages en de staat van de slangen. Zorg ervoor dat de
transmissie soepel schakelt. Rapporteer eventuele problemen onmiddellijk.
Werk NIET met de heftruck tot het probleem is verholpen.
Transmissieolie
VOORZICHTIG
WERK NIET met de motor als de wijzer van deze meter zich in het rode
gebied bevindt.
OPMERKING: Controleer met warme transmissie.
Er is een waarschuwingslampje voor de transmissieolietemperatuur, een
transmissieolietemperatuurmeter, en een transmissieoliedrukmeter. Het
rode lampje is AAN wanneer de contactsleutel op START staat en het
lampje moet UIT zijn als de motor draait. Tijdens normaal gebruik staat de
naald van de temperatuurmeter in het groene gebied; de naald van de druk-
meter staat dan ongeveer in het midden van de schaal.
Trek de parkeerrem aan. Controleer het oliepeil van de transmissie terwijl
de motor stationair draait en bereikskeuzehendel in z'n (NEUTRAAL (N))
Advertenties
Inhoudsopgave
