5.2
Geleidbaarheidsmenu (Conductivity Menu)
Het geleidbaarheidsmenu biedt de volgende instelmogelijkheden: Calibration, Self Test, Unit
Selection en Sampling Mode Setup (Kalibreren, Zelftest, Keuze eenheid en Bemonsteringsmethode).
Extra instellingen worden verder besproken. Zie figuur 8, Overzicht Geleidbaarheidsmenu.
Calibrate (Kalibreren)
Self Test (Zelftest)
Units (Eenheden)
ppm C.F.
Sample Mode C/I
(Bemonsteringsmethode)
Interval
Duration (Duur)
RawCond
Om de geleidbaarheid te kalibreren, gebruikt u ofwel een draagbare meter of een
bufferoplossing. Stel de WDT-controller zo in dat de waarden overeenkomen. Nadat u
"Calibrate" gekozen hebt, toont de eenheid voortdurend geleidbaarheidswaarden. Druk op een
pijl-toets om de weergegeven waarde te veranderen zodat ze met die van de draagbare meter of
de bufferoplossing overeenkomt. U moet op ENTER drukken om een nieuwe kalibratie te
activeren. U moet op de EXIT-toets drukken om de kalibratie te verlaten. De aftapuitgang wordt
niet beïnvloed tot u het kalibratiemenu verlaat; als hij AAN was wanneer de kalibratie begon,
dan zal hij aan blijven tot u het menu verlaat.
Druk op ENTER om de zelftest te beginnen. Druk op een willekeurige toets om te stoppen. De
zelftest simuleert inwendig een geleidbaarheidsopnemer en moet altijd een waarde tussen 1000
µS/cm ±100 µS/cm weergeven . Als dit niet het geval is, dan is er een probleem met de
elektronica en moet de eenheid nagezien worden. Als de zelftest een waarde in het voorziene
bereik oplevert, maar er een probleem is met het kalibreren, dan is de opnemer zelf of de
bedrading ervan defect. Zie Sectie 7.3 Opsporen van fouten voor details.
U kunt kiezen om de geleidbaarheid in µS/cm of in ppm weer te geven. Druk op ENTER en
gebruik daarna de pijl-omhoog en pijl-omlaag om de eenheden te veranderen. Als u de eenheden
verandert, zult u gewaarschuwd worden om uw instellingen te controleren. Dit is belangrijk.
Ingestelde waarden worden niet automatisch omgezet van µS/cm in ppm. Als u de eenheden
verandert, zult u uw instellingen voor het aftappen moeten veranderen.
Dit is de ppm-conversiefactor (of vermenigvuldiger). Die is typisch 0,666, maar kan gewijzigd
worden om aan verschillende vereisten te voldoen.
Druk op ENTER om te kiezen tussen continue bemonstering of niet-continue bemonstering. Een
'C' na de weergegeven waarde betekent dat het bemonsteren continu verloopt en een 'I' geeft aan
dat het intermitterend gebeurt (niet-continu). Gebruik continu bemonsteren bij gebruik van een
traditionele installatie met de geleidbaarheidsopnemer in een bypassleiding. Kies niet-continu
bemonsteren bij gebruik van de elektromagnetische aftapklep voor het periodiek bemonsteren
van de geleidbaarheid.
Installaties met niet-continue bemonstering lezen de geleidbaarheid af op bepaalde intervallen bij
een gegeven bemonsteringsduur. Als de geleidbaarheid boven de ingestelde waarde ligt, zal de
klep die de bemonstering regelt open blijven tot de geleidbaarheid onder de ingestelde waarde
valt. Als de klep langer open blijft dan de duur van de bemonstering, zal de controller Extend
(verlengen) weergeven op de bovenste statusregel, plus de duur van de extra toegekende tijd.
Aan deze tijd kan een limiet worden opgelegd. Zie Figuur 11 Aftapmenu.
Continuous (continue bemonstering)
Intermittent (niet-continu bemonsteren)
Als u niet-continu bemonsteren hebt gekozen, dan zal de debietschakelaaringang genegeerd
worden en zullen de volgende twee instellingen beschikbaar zijn:
Hierdoor wordt de tijdsduur tussen 2 monsters ingesteld. Deze wordt ingesteld in Uren:Minuten.
Dit is de lengte van elke bemonstering. Deze wordt ingesteld in Minuten:Seconden.
Dit menu is louter informatief en geeft het meetresultaat van de geleidbaarheid met
temperatuurcompensatie aan vooraleer de kalibratie van de gebruiker toegepast wordt.
17