Inhoudsopgave
Advertenties
Hoofdstukken 3
Noodprocedures
Als de motor stopt
1.
Controleer of de brandstoftoevoerkraan (indien
aanwezig) open staat.
2.
Controleer het brandstofvoorfilter (indien
aanwezig) en de brandstoffilters op water. Indien
een waarschuwingslampje (zie pagina 17/A5) dat
water in de brandstof aangeeft, is aangebracht
en dit gaat branden, betekent dit dat er water in
het voorfilter aanwezig is. Het water moet worden
verwijderd voordat de motor in werking wordt
gesteld. Het water aftappen en nieuwe filters
monteren.
3.
Controleer het brandstofniveau in de tank.
Wanneer de motor heeft gedraaid totdat
de tank leeg was, kan er vuil of lucht in
de brandstofleidingen zitten. Vervang het
brandstoffilter (zie hoofdstuk 4), vul de tank, laat
de lucht uit het systeem ontsnappen (zie hoofdstuk
4) en start de motor opnieuw. Start de motor niet,
ontkoppel dan de elektrische stopsolenoïde van
de brandstofinspuitpomp en start de motor. De
mechanische stophefboom op de brandstofpomp
kan worden gebruikt om de motor stop te zetten.
Als het toerental afneemt of de motor kracht
verliest
1.
Controleer of de schroef vrij is van rommel, etc.
2.
Zorg ervoor dat het inlaatsysteem niet geblokkeerd
is en dat er voldoende luchttoevoer naar de
motorruimte is.
3.
Controleer of de elementen van het
brandstofvoorfilter niet geblokkeerd zijn en geen
water bevatten. Indien een waarschuwingslampje
(zie pagina 17/A11) dat water in de brandstof
aangeeft, is aangebracht en dit gaat branden,
betekent dit dat er water in het voorfilter aanwezig
is. Het water moet worden verwijderd voordat
de motor in werking wordt gesteld. Het water
aftappen en nieuwe filters monteren.
Als de koelvloeistof het kookpunt bereikt
1.
Het motortoerental terugstellen naar stationair.
De motor stoppen als stoom of koelvloeistof uit de
motor komt.
2.
Controleer of de koelvloeistof correct is, nadat de
motor is afgekoeld.
Page 18
Waarschuwing! De vuldop niet verwijderen zolang
de motor heet is en het systeem onder druk staat,
omdat gevaarlijke, hete koelvloeistof naar buiten kan
spuiten.
3.
Controleer bij de buitenboordkraan en het filter of
er voldoende water naar het koelsysteem wordt
geleid.
4.
Controleer het filter bij de uitlaat van de
buitenboordwaterpomp.
5.
Controleer of de rotors van de
buitenboordwaterpomp, etc. in orde zijn.
Lekkage van koelvloeistof kan gewoonlijk tijdelijk
worden gestopt met behulp van tape, een slang en
slangklemmen.
Bij lekkage uit een hogedrukbrandstofleiding
Waarschuwing! Zorg ervoor dat geen brandstof
op de huid sproeit. De motor stoppen in geval van
lekkende brandstof onder hoge druk.
1.
Zet de motor af.
2.
De defecte persleiding van de motor verwijderen.
3.
Sluit het goede uiteinde van de leiding op de
brandstofinspuitpomp aan. Het defecte einde in
een geschikt reservoir plaatsen.
4.
De motor op een laag toerental op de
overgebleven cilinders laten draaien. Het reservoir
regelmatig leegmaken.
Bij lekkage uit een lage-drukbrandstofleiding
Het lek tijdelijk stoppen met een slang en
slangklemmen.
Indien er een groot motorolielek is
1.
De motor onmiddellijk stopzetten en de oorzaak
opsporen.
2.
Indien de hoofdstroom kan worden gereduceerd,
een daartoe geschikt reservoir onder het lek
plaatsen.
3.
De motor vullen met verse motorolie met dezelfde
snelheid waarmee het wegstroomt en de oliedruk
regelmatig controleren.
TPD1369D
Advertenties
Inhoudsopgave
