Als u deze uitdrukking wilt evalueren bij een waarde van X=3,
drukt u op Ï wanneer de vergelijking wordt weergegeven.
Voer bij de aanwijzing "?" een waarde voor X in.
Afbeelding 21
Druk op 3 en vervolgens op de ¥-toets linksboven op
het toetsenbord. Op het display wordt de waarde van de
uitdrukking bij X=3 getoond, namelijk 5.
Afbeelding 22
Als u de uitdrukking wilt evalueren bij een andere waarde voor
X, drukt u op de d-toets, vervolgens op Ï en voert u de
volgende waarde voor X en ¥ in. U kunt deze bewerking zo
vaak herhalen als nodig is om de uitdrukking te evalueren bij
verschillende waarden van een variabele.
Aan de slag 35