Afbeelding 10
In de ALG-modus drukt u voor 3+2i ¯ 4–4i op
362¯46z4Ï.
In de RPN-modus drukt u op
362Ï46z4¯.
Voor de magnitude van de vector die wordt voorgesteld door
het complexe getal 5+6i, drukt u in de RPN- of ALG-modus
op 566 om de vector in te voeren en vervolgens op
¹8Ë0 om de rθa-weergavemodus voor complexe
getallen van de HP 35s te activeren. De magnitude wordt
weergegeven als het 7,81e deel van het complexe getal,
zoals hierboven afgebeeld.
Vectors
Vectors worden behandeld als andere objecten dan reële en
complexe getallen. U voert vectors in met de º3-toetsen.
Hiermee opent u een lege set haakjesvoor de waarden binnen
de twee- of driedimensionale vector. Elementen van een vector
worden van elkaar gescheiden met een komma, die u invoert
door op ¹
te drukken. De elementen die in een vector zijn
Aan de slag 27