Locnummers worden door het TWIN-CENTER
permanent opgeslagen. Indien een locnummer
niet langer gebruikt wordt, moet het bewust
gewist worden.
Virtuele locadressen (locnummers) kunnen net
zoals ieder ander adres ook in multi-tractie
gebruikt worden (zie hoofdstuk 7.10).
7.9.2
Instellen van een virtueel
locadres -locnummer-
• [lok#]-toets drukken
• Decoderadres opgeven
• [↵]-toets drukken
• [lok#]-toets drukken
• [menu]-toets drukken
• Met de [↓]-toets naar het menu
"vrt.Adr" bladeren
• Cijfervolgorde van het virtuele locadres
invoeren. Zeer geschikt zijn b.v.
bouwserienummers of treinnummers
Aanwijzing
Het virtuele adres ligt binnen het bereik
van 1 - 9999. Het mag niet overeenkomen
met het adres van een andere gebruikte
locdecoder.
• Met de [↵]-toets wordt het adres beves-
tigd en met een '*' aan het einde van de
regel gemarkeerd.
• Met de [menu]-toets terug naar het
rijbedrijf
Nu kan het virtuele locadres (locnummer) net
zoals een normaal adres worden opgeroepen en,
naast het decoderadres, gebruikt worden om de
loc besturen. Het kan ook in multi-tractie worden
gebruikt. In het display wordt het door een '*'
voor het adres gemarkeerd.
7.9.3
Samenhang oproepen
De samenhang van het virtuele locadres en het
overeenkomende decoderadres kan door het
TWIN-CENTER worden getoond.
En zo wordt het gedaan:
• Virtueel adres kiezen
• [lok#]-toets drukken
• [menu]-toets drukken
• In het display verschijnt b.v. het
volgende:
Virt. Adr.: 221
Deco. Adr.:
7.9.4
Verwijderen van een virtueel locadres
Een virtueel locadres kan gewist worden door de
decoder onder zijn decoderadres op te roepen en
de menu- invoer "Locinstellingen -vrt.Adr." te
wissen met de [C]-toets.
7.10 Multi-tractie
Met het TWIN-CENTER kunnen meerdere locs
tegelijk via één regelaar worden gestuurd. Een loc
kan zowel onder zijn decoderadres als ook onder
zijn locnummer aan een multi-tractie worden
toegevoegd (multi-tractie wordt gebruikt als
beeldschermtekst maar is niets anders dan het in
voorspan rijden met meerdere locs).
Met deze zogenaamde multi-tractie kunnen tot
4 locomotieven gezamenlijk worden bestuurd.
In totaal zijn acht verschillende multi-tractie
samenstellingen
mogelijk.
multi-tractie samenstellingen alleen zin als loco-
motieven worden gebruikt met een gelijksoortige
uitrusting en rijgedrag, omdat dezelfde rijstap
op basis van de verschillende tandwieloverbren-
gingen in de regel niet tot dezelfde snelheid leidt.
7.10.1 Opzetten van een multi-tractie
• [lok#]-toets drukken
• Locadres opgeven
7 De rijregelaar
12
Natuurlijk
hebben
33