In dit geval
Om het kopieerproces te stoppen
Druk op de [STOP] toets op het bedieningspaneel en op
[GEHEUGENOPSLAG WISSEN] op het aanraakscherm. Zie
"Hoofdstuk 2 HET MAKEN VAN KOPIEËN" in de
Kopieerhandleiding voor meer informatie.
Om te kopiëren met onderbreking
Druk op de [INTERRUPT] toets op het bedieningspaneel.
Zie "Hoofdstuk 2 HET MAKEN VAN KOPIEËN" in de
Kopieerhandleiding voor meer informatie.
Om het aantal afdruksets te wissen
Druk op de [WISSEN] toets op het bedieningspaneel.
Om naar de standaardinstelling terug te
keren
Druk op de [FUNCTIE WISSEN] toets op het
bedieningspaneel.
Om de densiteit van het origineel aan te passen
Druk op
of
Kopieerhandleiding voor meer informatie.
Om een proefkopie te maken
Druk op [PROEFKOPIE] op het aanraakscherm. Zie "Hoofdstuk 2 HET MAKEN VAN KOPIEËN" in de
Kopieerhandleiding voor meer informatie.
Om bewerken-functies te gebruiken
Druk op het tabblad [BEWERKEN] op het aanraakscherm om bewerken-functies zoals Beeld verplaatsen te
stellen. Zie "Hoofdstuk 4 BEWERKEN-FUNCTIES" in de Kopieerhandleiding voor meer informatie.
Om gekopieerde beelden aan te passen
Druk op het tabblad [BEELD] op het aanraakscherm om de afdrukkwaliteit, zoals de achtergrond van een
origineel, aan te passen. Zie "Hoofdstuk 5: BEELDCORRECTIE" in de Kopieerhandleiding voor meer
informatie.
op het aanraakscherm. Zie "Hoofdstuk 3 BELANGRIJKSTE KOPIEERFUNCTIES" in de
Basishandelingen voor kopiëren
1
2
3
4
5
35