•
De uitlaatwatertemperatuur (LWT) is lager dan het instelpunt voor bevriezing verdamper [Evap Freeze] min 0.6
°C en LWT sensor storing is niet geactiveerd
•
De uitlaatwatertemperatuur (EWT) is lager dan het instelpunt voor bevriezing verdamper [Evap Freeze] min 0.6
°C en EWT sensor storing is niet geactiveerd
De besturingsstatus Geactiveerd als de stromingsschakelaar uit staat voor een periode die langer is dan het Recirculatie -
instelpunt voor de verdamper.
7.8.1
Selectie van de pomp
De gebruikte uitgang van de pomp is afhankelijk van het instelpunt Regeling Pomp Verdamper. Bij deze instelling zijn de
volgende configuraties mogelijk:
•
Alleen #1 – Pomp 1 wordt altijd gebruikt
•
Alleen #2 – Pomp 2 wordt altijd gebruikt
•
Auto – De primaire pomp is de pomp met het laagste aantal bedrijfsuren. De andere pomp wordt gebruikt als
backup
•
#1 Primair – Pomp 1 wordt normaal gebruikt, met pomp 2 als backup
•
#2 Primair – Pomp 2 wordt normaal gebruikt, met pomp 1 als backup
Primaire/Standby fasering pomp
De pomp die als primair is aangewezen start als eerste. Als de status van de verdamper 'start' is gedurende een tijd die
langer duurt dan het instelpunt voor de timeout van de circulatiestroming, en er is geen stroming, dan wordt de primaire
pomp uitgezet en de standby pomp wordt gestart. Als de verdamper in werking is en er gaat meer da n de helft verloren
van de bij het instelpunt voor stromingsbestendigheid aangegeven waarde, gaat de primaire pomp uit en de standby pomp
start. Als de standby-pomp eenmaal is gestart, is de logica van het alarm bij stromingsverlies van toepassing als de
stroming niet kan worden vastgesteld in de start-status van de verdamper, of als stroming verloren gaat wanneer de
verdamper in werking is.
Automatische regeling
Als automatische besturing van de pomp is geselecteerd, wordt nog steeds bovenstaande logica primair/stand-by gebruikt.
Als de verdamper niet de functionerende status heeft, worden de bedrijfsuren van de pompen vergeleken. De pomp met
het laagste aantal bedrijfsuren wordt geselecteerd als primaire pomp.
7.9
Bediening condensatorpomp
Voor de condensatorpomp zijn er drie mogelijke besturingsstatussen:
•
OFF
•
Start – Pomp ingeschakeld, watercircuit wordt gerecirculeerd
•
In bedrijf – Pomp ingeschakeld, watercircuit is gerecirculeerd
De besturingsstatus is OFF als aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
•
Status unit is OFF
•
De uitlaatwatertemperatuur (LWT) overschrijdt het instelpunt voor bevriezing van de verdamper [Evap Freeze]
of de LWT sensor storing is geactiveerd
•
De uitlaatwatertemperatuur (EWT) overschrijdt het instelpunt voor bevriezing van de verdamper [Evap Freeze]
of de EWT sensor storing is geactiveerd
De besturingsstatus is Start onder de volgende voorwaarden:
•
De status van de unit is auto
•
De uitlaatwatertemperatuur (LWT) is lager dan het instelpunt voor bevriezing verdamper (Evap Freeze
instelpunt - 0.6 °C ) en de storing LWT-sensor is niet actief of EWT is lager dan het instelpunt voor bevriezing
verdamper (Evap Freeze instelpunt - 0.6 °C ) en de storing EWT-sensor is niet actief.
De besturingsstatus Geactiveerd als de stromingsschakelaar uit staat voor een periode die langer is dan het Recirculatie-
instelpunt voor de lus.
7.10 Regeling condensatie
Er zijn drie besturingsmodi voor condensatie beschikbaar:
•
Cond In – de maatstaf voor de regeling van de condensatie is de tempe ratuur van het inlaatwater van de
condensator
D–EOMWC00A07-16_02NL
Gebruiksaanwijzing
22/83