PAGINA 212
BELANGRIJK:
•
Gebruik tijdens het bijvullen van brandstof altijd een filter, aangezien vuil en zand de
brandstofinspuitpomp ernstig kunnen beschadigen;
•
Gebruik altijd en uitsluitend vloeibare brandstof. Gebruik geen andere soorten
brandstof, aangezien hun kwaliteit onbekend of zelf inferieur is; gebruik ook geen
kerosine die een beperkt cetaangetal heeft en de motor kan beschadigen. De kwaliteit
van de brandstof varieert op basis van de buitentemperatuur;
•
Let op dat de brandstoftank niet geheel leeg raak; in dat geval zou lucht kunnen
binnendringen in het brandstoftoevoersysteem en moet het systeem eerst ontlucht
worden voordat de motor weer gestart wordt.
6.4.20.1.1 Ontluchting van het brandstoftoevoersysteem
OPGELET:
Om persoonlijk letsel te voorkomen:
•
Een hete motor moet niet ontlucht worden omdat dit kan leiden tot morsen van
brandstof op het uitlaatspruitstuk en dientengevolge brandgevaar.
De ontluchting van het brandstoftoevoersysteem is noodzakelijk:
•
Na de verwijdering en terugplaatsing van het filter en de brandstofleidingen;
•
Na de volledige lediging van de brandstoftank;
•
Voorafgaand aan de start van de motor na een lange periode van inactiviteit.
PROCEDURE:
1. Vul de brandstoftank tot aan de rand. Open het kraantje van het brandstoffilter;
2. Draai de ontluchtingsschroef van het brandstoffilter enigszins open;
3. Draai de schroef weer dicht als er geen luchtbellen meer worden waargenomen;
4. Draai de ontluchtingsschroef boven de brandstofinspuitpomp open;
5. Draai deze schroef weer dicht als er geen luchtbellen meer worden waargenomen.
ALMAC s.r.l.