Apparaat aansluiten
GEVAAR
Een verkeerd aangesloten apparaat kan
dodelijke ongevallen of ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Zorg ervoor dat het apparaat alleen
door vakpersoneel wordt aangesloten
op de leiding.
Zorg ervoor dat de stroomrichting in
de leiding overeenkomt met de pijl van
de doorstromingsrichting op het
apparaat.
Zorg ervoor dat tijdens de inbouw en
bediening geen leidingaansluitlasten
(krachten en draaimomenten) op de
behuizing inwerken.
Het vakpersoneel moet kennis en ervaring hebben
met het maken van leidingverbindingen met het
desbetreffende aansluittype.
Opgelet!
Schade aan het apparaat bij te zwak
gedimensioneerde aansluitingen.
Waarborg, dat de aansluitingen
voldoende stabiel zijn, om het gewicht
van het apparaat en de tijdens bedrijf
te verwachten krachten op te vangen.
Zorg ervoor dat de regelhendel vrij te bewegen
is.
De regelhendel moet volledig kunnen worden
bewogen zonder andere inbouwelementen te raken.
Opgelet!
Schade aan het apparaat of
werkingsstoringen bij verkeerde montage.
Zorg ervoor dat de aansluitingen op de
stoomgenerator vakkundig zijn
aangebracht.
Leg de leiding achter het apparaat
met een helling om waterslag te
voorkomen.
Monteer het apparaat alleen met een
helling van de stelaandrijving onder
90 °.
Voor een vakkundige aansluiting op het drukvat
moeten de volgende punten in acht worden
genomen:
Het apparaat moet ongeveer 100 mm onder de
laagwaterlijn in de stoomgenerator zijn
aangesloten.
Het apparaat mag niet op de bodem van de
stoomgenerator zijn aangesloten.
Het apparaat mag niet in het stoomgedeelte
binnen het vat zijn aangesloten.
Volg de volgende aanwijzingen bij verschillende
montageposities:
Monteer het apparaat bij voorkeur horizontaal
met staande nozzlenaald.
Ondersteun de stelaandrijving ter plaatse bij
montagepositie met schuine of liggende
nozzlenaald.
Neem contact op met de fabrikant, wanneer u
het apparaat in een andere positie wilt
monteren.
Om bij een mogelijke vervanging van componenten
voldoende montageruimte te hebben, moet u de
benodigde vrije ruimte tot naastgelegen
installatiedelen aanhouden.
Waarborg, dat het leidingsysteem van de
installatie schoon is.
Waarborg, dat het apparaat vrij is van vreemde
stoffen.
Monteer het apparaat in de gewenste
toegestane inbouwpositie.
15