Koppel de accu pas los wanneer de motor en alle elektrische
apparaten langer dan 2 minuten uitgeschakeld zijn. Zorg ervoor
dat de polen tijdens het loskoppelen geen contact maken met
de metalen delen van de carrosserie. Anders kan er kortsluiting
optreden en kunnen er vonken ontstaan. Het elektrisch systeem
kan beschadigd raken als de positieve en negatieve kabel
omgekeerd worden aangesloten.
Startkabels gebruiken
Duw of trek het voertuig nooit om het aan de praat
te krijgen.
Controleer of het voltage van de twee accu's gelijk
is (12 V) en of de startkabels goedgekeurd zijn voor
voertuigaccu's van 12 V.
Starten
1.
Zet de twee voertuigen zo dicht mogelijk bij elkaar.
2.
Schakel alle elektrische apparaten uit.
3.
Sluit de positieve polen (+) van de twee accu's op elkaar aan
met de rode startkabel.
4.
Sluit de zwarte startkabel aan tussen de negatieve pool (-)
van het voertuig dat de stroom levert en het massapunt (niet
de negatieve pool) van de accu die de stroom ontvangt.
5.
Controleer of de aansluitingen goed zijn aangebracht.
6.
Verifieer dat de startkabel geen contact maakt met
bewegende delen wanneer de motor wordt gestart.
58
Wat te doen in een noodsituatie
Let op
7.
Controleer of de parkeerremmen van beide voertuigen zijn
aangetrokken en de schakelhendel in stand N staat.
Starten
Start het voertuig dat stroom levert en laat de motor verschillende
minuten stationair draaien.
1. Start het voertuig dat starthulp nodig heeft.
2. Laat de motor tenminste twee minuten draaien als het voertuig
gestart is.
Opmerking: als het voertuig ook na meerdere pogingen niet
wil starten, heeft het onderhoud nodig.
Loskoppelen
1.
Schakel de motor van het voertuig dat de stroom levert uit.
2.
Let op dat de kabelklemmen geen contact met elkaar maken.
3.
Verwijder de startkabels. Het verwijderen gebeurt in
omgekeerde volgorde als het aansluiten.