Inhoudsopgave
Advertenties
Positie 3 –
: stadslichten aan. Als de stadslichten ingeschakeld
worden , gaan de volgende lampen aan:
•
Stadslichten
•
Kentekenplaatverlichting
•
Lamp instrumentenpaneel
Positie 4 –
: dimlichten aan.
Opmerking: de koplampen kunnen alleen worden aangezet
als de contactschakelaar in de stand ON (AAN) staat. Als de
koplampen niet uitgeschakeld worden wanneer het voertuig
geparkeerd is, zal de accu ontladen. De auto kan dan
mogelijk niet gestart worden door een lege accu. Wanneer de
contactschakelaar naar de stand "LOCK" (VERGRENDELEN)
gedraaid wordt of de sleutel eruit wordt getrokken, klinkt er
een waarschuwingsgeluid als de koplampschakelaar nog
aan staat.
Positie 5 – OFF (UIT): mistlampen uit.
Positie
6
–
:
mistlampen
contactschakelaar naar de stand ON (AAN) gedraaid wordt
en de bedieningsschakelaar van de verlichting in de stand
grootlicht of
dimlicht staat, draait u de schakelaar naar
om de achterste mistlampen in te schakelen. Wanneer de
lichtbedieningsschakelaar op AUTO en de schakelaar op
staat, gaan de achterste mistlampen afhankelijk van de omgeving
samen met de koplampen aan of uit. Wanneer de mistlampen
achter worden ingeschakeld, gaat het controlelampje mistlamp
achter (geel) op het combi-instrument branden.
26
Voordat u gaat rijden
achter
aan.
Wanneer
de
Opmerking: Mistlampen achter dienen alleen te worden
ingeschakeld wanneer er echt sprake is van slecht zicht
(zoals bij dichte mist of sneeuw).
Richtingaanwijzers en lampjes van de richtingaanwijzers
Richtingaanwijzer rechts — Duw de hendelschakelaar omhoog.
Richtingaanwijzer links — Trek de hendelschakelaar omlaag.
Vervolgens gaan het overeenkomstige richtingaanwijzerlicht
en het "lampje van de richtingaanwijzer (groen)" op het combi-
instrument gelijktijdig branden.
Advertenties
Inhoudsopgave
