Hoofdsteun
Opmerking: dit is van toepassing op voertuigen met een
verstelbare hoofdsteun.
Om het risico op nek- of hoofdletsel te verminderen,
moet de hoofdsteun zo worden afgesteld dat deze
de achterkant van het hoofd steun biedt, maar niet
de nek. Stel de hoofdsteunen van de voorste en
achterste rij vóór het rijden af en controleer of ze in
de vergrendelde stand staan (d.w.z. de stand voor
veilig gebruik). Stel de hoofdsteun niet af wanneer
er met het voertuig wordt gereden.
Druk op de knop met pijl om de hoofdsteun omlaag te duwen of
omhoog te trekken in de gewenste stand.
De hoofdsteun kan eruit worden getrokken wanneer deze wordt
afgesteld.
12
Voordat u gaat rijden
Beveiligingssysteem voor passagiers
Goed zitten
De stoel en het bijbehorende beveiligingssysteem voor inzittenden
zijn ontworpen om letsel bij een ongeval tot een minimum te
beperken. Neem het volgende in acht voor de beste bescherming.
•
Plaats de stoel niet dichter bij het stuurwiel dan nodig.
•
Verstel de stoel niet te ver. Zet de rugleuning niet verder dan
in een hoek van 30° zodat u rechtop zit met uw armen iets
gebogen en uw rug zo ver mogelijk naar achteren.
•
Stel de hoofdsteun zo af dat deze in het midden tegen uw
achterhoofd aanligt, niet tegen uw nek.
•
De schouderband moet over het midden van uw schouder
liggen (stel indien nodig de hoogte in) en de heupgordel dient
strak over de heupen te liggen, niet over de maag.