Verzenden
0.
Basisprocedure
Plaats de originelen.
1
2
Tik op [Fax] op het start scherm.
Geef de instellingen op voor origineelformaat, resolutie en de nodige opties.
3
Geef de ontvangers op.
4
5
Tik op [Zenden].
De originelen instellen
Om te weten welke originelen kunnen worden verzonden en hoe ze te plaatsen, raadpleeg de Operator's Manual for
FAX Unit.
Origineelformaat instellen
[Auto]: Kies deze instelling voor het automatisch detecteren van het origineelformaat.
[Verschillende breedte]: Kies deze optie bij het plaatsen van originelen van verschillende formaten op de
automatische documentinvoer.
Opgegeven formaat: Geef het formaat op waarmee het origineel moet worden gescand, ongeacht de werkelijke
grootte.
Resolutie instellen
[U-fijn]: Voor originelen met ultrafijne illustraties.
[Fijn]: Voor originelen met een kleine tekstgrootte en fijne illustraties.
[Standaard]: Voor originelen met een normale tekstgrootte.
Opties instellen
Originelen functie
[Tekst/Foto]: Voor originelen met een combinatie van tekst en foto's.
[Tekst]: Voor originelen met tekst en lijntekeningen.
[Foto]: Voor originelen met foto's
Belichting
Stel de dichtheid in van de gescande originelen.
2-Zijdig scan
Geef de instelling voor 2-zijdig scannen op.
Tx-instelling
Verz. type
[Geheugen Tx]: Originelen worden opgeslagen in het geheugen en vervolgens automatisch verzonden.
[Direct tx]: Originelen worden rechtstreeks gestuurd door verbinding met de bestemming.
ECM
Zet de ECM (Error Correction Mode) communicatie [Aan] of [Uit]. Met deze optie op [Aan] kan, zelfs wanneer de
verstuurde gegevens zijn beïnvloed door het ruis tijdens de communicatie, een goede communicatie worden
verzekerd zonder beeldvervorming door het automatisch opnieuw versturen van de fragmenten die werden
verstoord.
Kwalit. verz
Zet de "Kwaliteitsverzending" [Aan] of [Uit]. Door deze modus in te schakelen, worden de originelen verzonden met
een lagere snelheid dan normaal, waardoor de kans op fouten afneemt.
Lijn select.
Selecteer de te gebruiken lijn.
22 Verzenden