2.Kopiëren
2
Plaats de originelen.
Tik op [Zoom].
3
Stel de reproductiefactor in.
4
5
Selecteer het gewenste kopieerpapierformaat en tik vervolgens op [OK].
Stel de vereiste kopieerinstellingen in en druk op de [START]-toets.
6
Afwerkfunctie selecteren
Stel het papier in.
1
2
Plaats de originelen.
Tik op [Afwerking].
3
Selecteer de afwerkfunctie en tik vervolgens op [OK].
4
5
Stel de vereiste kopieerinstellingen in en druk op de [START]-toets.
Dubbelzijdig kopiëren
Stel het papier in.
1
Plaats de originelen.
2
Tik op [2-Zijdig].
3
Selecteer de instelling en tik vervolgens op [OK].
4
Stel de vereiste kopieerinstellingen in en druk op de [START]-toets.
5
Originelenmodus instellen
Selecteer de originelenmodus door te tikken op [Origin. modus].
[Tekst/foto]: Geschikt voor originelen met zowel tekst als foto's.
[Tekst]: Geschikt voor originelen met alleen tekst.
[Foto]: Geschikt voor originelen met foto's.
[Drukwerk]: Geschikt voor originelen met fotogravure.
[Landkaart]: Geschikt voor originelen met fijne illustraties of tekst.
[Beeld smoothing]: Geschikt voor originelen met zowel tekst als foto's waarvoor hogere reproduceerbaarheid op
foto's is vereist.
Kleurenmodus instellen
Selecteer de kleurmodus op het tabblad [Basis].
[Kleur]: De originelen worden in kleur gekopieerd.
[Zwart]: De originelen worden in zwart-wit gekopieerd.
[Auto kleur]: De kleurenmodus wordt automatisch geselecteerd.
Dichtheid aanpassen
Op het tabblad [Basis], tik op [Auto] of de toetsen voor het aanpassen van de dichtheid om de dichtheid aan te passen.
14 Voornaamste functies