OPMERKING: IIndien het voertuig voortdurend zware ladingen transporteert of een aanhangwagen sleept, moet
dit preventieve onderhoud vaker worden uitgevoerd dan vermeld in het periodieke onder-
houdsschema.
Zowel het periodieke onderhoudsschema als het periodiek smeerschema moeten worden gevolgd
om het voertuig in optimale bedrijfsconditie te houden.
PERIODIEK ONDERHOUDSSCHEMA
VAST INTERVAL
Dagelijks onderhoud door
eigenaar
Wekelijks onderhoud
eigenaar
Maandelijks onderhoud
door eigenaar of getrainde
monteur
Halfjaarlijks onderhoud,
uitsluitend door getrainde
monteur (om de 50 uren
gebruik)
Jaarlijks onderhoud, uitslui-
tend door getrainde monteur
(om de 100 uren gebruik)
∆ WAARSCHUWING
• Indien bij een vaste inspectie of onderhoudsbeurt problemen aan het licht komen, mag u het voer-
tuig niet gebruiken tot het gerepareerd is. Het achterwege laten van noodzakelijke reparaties kan
brand, materiële schade en ernstige of dodelijke verwondingen veroorzaken.
ONDERHOUD
Batterijen
Batterijen
Batterijen
Banden
Meertrapspotentiometer
(Carryall 1-voertuigen met een gashendel
met wisserschakelaar). Zie figuur 21 op
pagina 42 om na te gaan of dit nodig is.
Voertuig algemeen
Remsysteem
Elektrische bedrading en aansluitingen
Vooruit-/achteruithendel
Uitlijning voorwiel en wielvlucht
Outputregelaar motorsnelheidsbeperker
(MCOR). Zie figuur 23 op pagina 42 om na
te gaan of dit nodig is.
Batterijen
Handleiding voor de eigenaar van een 2001 Carryall elektrische transportwagen
Periodiek onderhoudsschema
Laad batterijen op (alleen na elk gebruik).
Controleer het elektrolytpeil. Voeg water toe zoals voor-
geschreven in het van toepassing zijnde onderhouds–
en servicehandleiding. Zie hoofdstuk 13 – Batterijen.
Was de bovenzijde van de batterijen af en maak de
polen schoon met een oplossing van natriumcarbonaat
en water. Voer afvalwater op gepaste wijze af.
Controleer de spanning en stel zo nodig bij.
Zie Capaciteiten banden op pagina 9.
Controleer op barsten of andere schade; zorg dat
schakelaar stevig aan het chassis bevestigd is.
Controleer goede werking bewegende contacten.
Maak batterijruimte en onderzijde voertuig schoon.
Voer afvalwater op gepaste wijze af.
Controleer remschoenen; vervang indien nodig.
Zie hoofdstuk 6 van de toepasselijke
onderhouds- en servicehandleiding.
Smeer de remschuiven volgens het smeerschema.
Zie hoofdstuk 6 van de toepasselijke
onderhouds- en servicehandleiding.
Controleer remkabels op schade; vervang indien nodig.
Controleer op degelijke bevestiging en slijtage.
Controleer contacten en kabelaansluitingen. Verifieer
stevigheid van de aansluitingen.
Controleer en stel zo nodig bij. Zie hoofdstuk 7 van de
toepasselijke onderhouds- en servicehandleiding.
Controleer op loszittende onderdelen, scheuren en
andere beschadigingen.
Indien de batterijen niet werken zoals verwacht,
raadpleeg dan het van toepassing zijnde onderhouds-
en servicehandleiding, hoofdstuk 13 – Batterijen.
39