contact van het voertuig op enige manier beschadigd is of geen goede elektrische verbinding
maakt. Dit zou brand of persoonlijke verwondingen kunnen veroorzaken. Laat onmiddellijk repare-
ren of vervangen door een bevoegde monteur.
• Trek niet aan het gelijkstroomsnoer van de lader. (Figuur 17, pagina 37). De stekker niet draaien,
wrikken of buigen. Om de stekker uit het contact te verwijderen, neemt u de stekker vast (niet het
snoer) en trekt u hem langzaam uit het contact. (Figuur 16, pagina 37).
• Wanneer de lader aangesloten is, mag u het gelijkstroomsnoer langzaam uit het contact van het
voertuig trekken. Wanneer u aan het snoer rukt of het snel uit het contact trekt, kunt u vonkvorming
en verbranding veroorzaken die de stekker en het contact kunnen beschadigen en de batterijen
zouden kunnen doen ontploffen.
• Gebruik geen lader als het volgende zich voordoet:
– De stekker te los zit of geen goede verbinding maakt.
– De stekker en het stopcontact tijdens het opladen abnormaal warm worden.
– De pennen of contacten van de stekker verbogen of roestig zijn.
– De stekker, het contact of de snoeren ingesneden of versleten zijn, blote draden tonen of op
enige andere manier beschadigd zijn.
• Het gebruik van een lader met een van deze symptomen kan brand, materiële schade en ernstige
verwondingen of de dood veroorzaken.
∆ VOORZICHTIG
• De gleuven en openingen achter- en onderaan in de laderbehuizing mogen niet geblokkeerd of afgedekt
worden. Ze zorgen voor ventilatie en beschermen de lader tegen oververhitting.
• Hang geen kleren, dekens of ander materiaal over de lader.
• Zorg dat de lader voldoende geventileerd wordt.
• Schakel alle accessoires van het voertuig uit vóór u de batterijen laadt.
• Installeer spanningsbeveiligers op het stroomnet. Ze zullen de elektrische en elektronische onderdelen
van de lader en het voertuig beschermen tegen stroomstoten, met uitzondering van rechtstreekse of zeer
nabije blikseminslagen.
WAARSCHUWINGEN I.V.M. ONDERHOUD
Neem de volgende waarschuwingen in acht wanneer u het voertuig een onderhoudsbeurt geeft. Zie pagina 38
voor gedetailleerde aanwijzingen i.v.m. het onderhoud van een voertuig.
∆ GEVAAR
• Batterijdampen – Ontvlambaar! Ontplofbaar! Niet roken. Houd vonken en vlammen op veilige
afstand van het voertuig en de onderhoudsafdeling. Onderhoud uitsluitend uitvoeren in een goed
geventileerde omgeving.
Handleiding voor de eigenaar van een 2001 Carryall elektrische transportwagen
Waarschuwingen i.v.m. onderhoud
17