Inhoudsopgave
Advertenties
Figuur 8. Venelifter
Gebruik van de elektrode-introducer
Indien u gebruikmaakt van een elektrode-introducer, dient u de gebruiksaanwijzingen van de introducer op te volgen.
LET OP
Bij gebruik van een percutane elektrode-introducer met hemostaseklep dient u ervoor te zorgen dat de klep een
goede doorgang voor de elektrode biedt zonder dat het elektrodelichaam beschadigd wordt.
Zorg ervoor dat de venelifter de siliconenrubberen isolatie van de elektrode niet doorboort. Dit kan tot gevolg
hebben dat de elektrode niet goed functioneert.
Gebruik geen overmatige kracht bij het inbrengen van de stylet.
Als punctie van de vena subclavia wordt gebruikt om de elektrode in te voeren, is het belangrijk de elektrode zo
lateraal mogelijk in te brengen wanneer deze de ader binnengaat.
Zorg ervoor dat de elektrode niet zodanig wordt geplaatst dat deze scherp buigt of dat druk kan optreden.
Pak de elektrode niet vast met chirurgische instrumenten.
Laat een elektrode niet los in een patiënt achter, tenzij de elektrode is afgesloten met een dopje.
Plaats de elektrode
Verzeker u er vóór implantatie van dat de helix helemaal is teruggeschroefd Hierdoor wordt voorkomen dat de elektrode tijdens
het inbrengen blijft haken in de ader
Opmerking
Indien de helix door bloed wordt verstopt, kunnen voor herpositionering meer rotaties noodzakelijk zijn om de helix
verder uit te draaien Herhaalde pogingen tot herpositionering kunnen het helixmechanisme beschadigen.
Plaatsing van elektrode in atrium
Breng met behulp van een rechte stylet (groene of lichtgroene knop) de elektrode in het atrium aan, en zorg er daarbij voor
1.
dat de elektrode op de bodem van de atriale kamer rust.
Vervang de rechte stylet door een J-vormige stylet (groene knop), of trek de huidige stylet terug, buig deze in een flauwe
2.
J-vorm en breng de licht gebogen stylet in de elektrode aan.
Voer de elektrode verder in naarmate de stylet dichter bij de elektrodetip komt om ervoor te zorgen dat de tip in het atrium
3.
blijft als de elektrode de "J"-vorm aanneemt.
Trek, indien nodig, de elektrode iets terug om ervoor te zorgen dat deze in het atriale hartoor glijdt. Observeer de
4.
fluoroscopie monitor om u ervan te verzekeren dat de "J" rechttrekt.
Wanneer de elektrodetip voorbij het hartoor in de kamer is, kunt u verder gaan met het invoeren van de elektrode in het
5.
hart zodat deze weer de "J"-vorm aanneemt.
Houd de stylet stevig vast en vervolg het invoeren van de elektrode zodat de elektrodetip zo ver mogelijk doordringt in het
6.
atrium. Als u onder fluoroscopie waarneemt dat de elektrodetip voorover kantelt, dan kan de elektrode niet verder.
7
Advertenties
Inhoudsopgave
