Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Afstellingen Voor Spuitpatroon En Verstuiving - Nordson Trilogy Gebruikershandleiding

Voor hvlp/luchtverstuiving bij watergedragen coatings
Verberg thumbnails Zie ook voor Trilogy:
Inhoudsopgave

Advertenties

Afstellingen voor spuitpatroon en verstuiving

E 2009 Nordson Corporation
Het beste resultaat verkrijgt u door de vloeistofdoorstroomwaarde zodanig
in te stellen dat de vloeistof volledig doorstroomt. Wanneer u vervolgens de
slag van de naald tot minder dan de helft moet verkleinen, gebruikt u een te
grote vloeistofkop.
Draai altijd de contramoer aan nadat de vloeistofdoorstroomwaarde is
aangepast. Als de contramoer niet wordt vastgezet zal bij triggeren van het
pistool de vloeistofversteller in het huis gaan draaien, de slag van de naald
en de doorstroomwaarde worden dan onbedoeld gewijzigd.
Om bij uw toepassing het correcte spuitpatroon, de juiste verstuiving van
coatingmateriaal en het beste overdrachtsrendement te verkrijgen, is een
combinatie nodig van gebruikservaring en experimentele kennis. Voer de
volgende stappen uit om de beste resultaten te verkrijgen:
PAS OP: Zet de elektrostatische voedingsmodule uit en aard het
spuitpistool om een eventueel nog resterende lading af te voeren. Het
negeren van deze waarschuwing kan persoonlijk letsel tot gevolg hebben.
1. Stel de gewenste drukwaarden in voor verstuivingslucht en patroonlucht.
Als u HVLP-type luchtkappen en vloeistofkoppen gebruikt, moet de
luchtdruk zijn ingesteld op 0,69 bar (10 psi) of lager.
Gebruik de laagst mogelijke verstuivingsluchtdruk voor een correcte
verstuiving van het coatingmateriaal. Verhoog de luchtdruk voor een
fijnere verstuiving. Verlaag de luchtdruk voor een grovere verstuiving.
2. Trigger het pistool.
3. Stel de patroonluchtdruk in om het gewenste spuitpatroon te verkrijgen.
Bij een hogere druk wordt het spuitpatroon platter en breder. Bij een
lagere druk is het spuitpatroon minder breed maar ronder.
4. Pas de verstuivingsluchtdruk aan tot de verstuiving en het spuitpatroon
naar wens zijn.
Pas zo nodig de vloeistofdruk aan bij de vloeistoftoevoersystemen.
Gebruik een zo laag mogelijke verstuivingsluchtdruk samen met een
passende vloeistofdruk en doorstroomwaarde voor een maximaal
overdrachtsrendement en een oppervlakteafwerking van de hoogste
kwaliteit.
5. Bij gebruik van een HVLP-type luchtkap en vloeistofkop: Test de
optimale HVLP-werking als volgt. Zowel de druk van de verstuivingslucht
als van de patroonlucht moet 0,69 bar (10 psi) of minder zijn, voor een
optimaal overdrachtsrendement. Raadpleeg Testen van HVLP-werking
op pagina 4‐5.
4‐3
Gebruik
P/N 7179426A

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave