3‐4
Installatie
De vloeistofslang installeren
Vloeistofslang aansluiten aan toevoersysteem
Bevestigen van lucht- en vloeistofslangen
P/N 7179426A
PAS OP: Het pistoolhuis en alle geleidende onderdelen moeten geaard zijn.
Zonder aarding zou zich een statische lading kunnen opbouwen in het
spuitpistool, de gebruiker kan dan een elektrische schok oplopen of er treedt
vonkvorming op die brand kan veroorzaken. Regelmatige controle op de
weerstand, vanaf slangaansluiting tot slangaansluiting, moet een vast
onderdeel zijn van uw periodieke onderhoudsprocedures.
Bij het spuitpistool wordt een slang voor watergedragen vloeistoffen met een
lengte van 7,62‐meter (25 ft) meegeleverd. De slang is uitgerust met een
in. NPT roestvrijstalen aansluiting voor koppeling aan een
vloeistoftoevoersysteem en met een aardingskabel met een ringvormige
contactklem.
OPMERKING: Zie hoofdstuk 7 Reparatie, voor instructies over het
vervangen van de vloeistofslang.
Zie afbeelding 3‐1. Haal het uiteinde van de vloeistofslang (11) door de
doorvoeropening in de Iso‐Flo-kast met de aanduiding PAINT OUTLET; sluit
de slang aan op de vloeistofuitlaataansluiting of aan een aan de aansluiting
geïnstalleerde vloeistofregelaar, binnen de kast. Sluit de aardingsstrip (12)
aan op het aardingstapeind naast de opening voor de coatinguitlaat.
Bij gebruik van een geaard drukvat of vloeistoftoevoersysteem, anders dan
een Iso‐Flo-systeem, wordt de slang aangesloten op de vloeistofuitlaat en de
aardingsstrip aan een rechtstreeks aardingspunt.
Bundel de vloeistof- en luchtslangen waar dat praktisch gezien mogelijk is.
Handel als volgt om slijtage en schade te voorkomen:
S
Bundel de vloeistof- en luchtslangen met klittenband, spiraalwikkeling of
soortgelijke hulpmiddelen. Als u de slangen ergens tussen het
vloeistoftoevoersysteem en het pistool bevestigt aan een statisch object,
moeten de slangen kunnen bewegen zonder te worden belast.
S
Bind slangen niet vast aan bewegende machineonderdelen op punten
waarop de slang moet kunnen bewegen of rekken.
S
Knik de slangen niet.
S
Zorg dat er geen schuurplekken op slangen kunnen ontstaan nabij
scherpe hoeken, zoals bij spuitcabineranden.
S
Loop niet over slangen en zet er geen zware voorwerpen op.
S
Scherm het pistoolhuis, de slangen en andere apparatuur in de
spuitruimte desgewenst af met een geaarde, geleidende afdekking, om
deze schoon te houden.
3
/
8
E 2009 Nordson Corporation