11.3.17 Uitgebreide parameterinstellingen – nalooptijd voor gereduceerde helderheid
(hh:mm:ss)
Opmerking
Deze parameter is alleen zichtbaar, als de parameter 'tweetraps uitschakelen
gebruiken' op 'ja' staat.
Opties:
–
Hier wordt de waarde voor de nalooptijd met gereduceerde helderheid ingesteld. De
complete nalooptijd bestaat dan uit de nalooptijd + nalooptijd gereduceerde helderheid.
11.3.18 Uitgebreide parameterinstellingen – gedwongen uitschakeling gebruiken
Opties:
–
Nee: de melder schakelt niet na een bepaalde tijd een keer uit om een nieuwe
helderheidsmeting uit te voeren.
–
Ja: de melder schakelt na 3x nalooptijd of minimaal na 90 minuten resp. maximaal na 24
uur een keer uit om een nieuwe helderheidsmeting uit te voeren.
Als de aanwezigheidsmelder ingeschakeld is, werkt hij lichtonafhankelijk, probleem: bij
bewegingsdetectie blijft het licht aan, hoewel het eventueel al licht genoeg is. Door activering
van deze parameter kan dit effect worden vermeden.
11.3.19 Uitgebreide parameterinstellingen – object voor nalooptijd gebruiken
Opties:
–
Nee: de nalooptijd kan alleen via de parameterinstelling nalooptijd worden gewijzigd.
–
Ja: er is een afzonderlijk 2-byte-object nalooptijd (ingang), waarmee men de nalooptijd van
de melder kan wijzigen. De tijd wordt ingevoerd in seconden. Een nalooptijd van 4 minuten
heeft daarmee bijvoorbeeld een waarde van 240 seconden.
Opmerking
De waarden die men kan zenden liggen tussen 10 en 65535 seconden. Als een
te hoge of te lage waarde verzonden wordt, wordt deze waarde automatisch aan
de grenswaarde aangepast:
■
■
KNX Technisch Handboek 2273-1-8911 / 2CKA002273B8911
0:00:10 .. 0:05:00 .. 18:12:15
Nee
Ja
Nee
Ja
Waarde < 10 -> waarde = 10
Waarde > 65535->waarde = 65535
Applicatie-/parameterbeschrijvingen
Applicatie 'melder'
│30