5
In bedrijf nemen
Aanzuigen:
Kwalificatie van gebruiker, in bedrijf nemen: geschoolde
n
Ä Hoofdstuk 2.1 „Kwalificatie van gebruiker"
gebruikers, zie
op pagina 27
WAARSCHUWING!
Gefährdung durch einen Gefahrstoff!
Mögliche Folge: Tod oder schwerste Verletzungen.
Beachten Sie beim Umgang mit Gefahrstoffen,
dass die aktuellen Sicherheitsdatenblätter der
Gefahrstoff-Hersteller vorliegen. Die notwendigen
Maßnahmen ergeben sich aus dem Inhalt des
Sicherheitsdatenblatts. Da aufgrund neuer
Erkenntnisse das Gefährdungspotenzial eines
Stoffes jederzeit neu bewertet werden kann, ist
das Sicherheitsdatenblatt regelmäßig zu über‐
prüfen und bei Bedarf zu ersetzen.
Für das Vorhandensein und den aktuellen Stand
des Sicherheitsdatenblatts und die damit verbun‐
dene Erstellung der Gefährdungsbeurteilung der
betroffenen Arbeitsplätze ist der Anlagenbetreiber
verantwortlich.
De fabrieksinstellingen van het drukhoudventiel en het overstort‐
ventiel variëren, afhankelijk van de nominale druk van de pomp.
In de basisuitvoering is een niet-instelbaar doseerventiel gemon‐
teerd. Dit doseerventiel genereert een vaste tegendruk van 0,5 bar.
1.
Trek alle schroefverbindingen vóór de eerste inbedrijfstelling
nog eens na.
2.
Voordat u het doseersysteem met chemicaliën vult, moet u
het doseersysteem en de aansluitingen controleren op lek‐
dichtheid. Observeer daarvoor alle schroefverbindingen,
flenzen, armaturen en de pomp aandachtig en houd de
waterdruk in de installatie minimaal 20 minuten in stand.
3.
Vul de pulsatiedemper (accumulator) met gas (droge stikstof)
en stel de gasvuldruk in op 80% van de minimale druk van
het doseersysteem. Zie de gebruikershandleiding van de pul‐
satiedemper.
4.
Trek bij de doseerpompen Sigma/2 en Sigma/3 de rode
stoppen uit de transmissie-ontluchtingen.
5.
Alle afsluitkranen achter de doseerpompen moeten geopend
zijn, ook de kranen/ventielen in uw installatie.
6.
Stel het drukhoudventiel en het overstortventiel in en houd u
hierbij beslist aan de aanwijzingen in de bijbehorende gebrui‐
kershandleidingen.
7.
Voer, indien mogelijk, de eerste inbedrijfstelling uit met water,
zodat u de installatie op veilige wijze kunt testen.
8.
Sluit vervolgens uw doseermedium aan, en neem hierbij de
veiligheidsinformatiebladen in acht.
9.
Stel de doseerpomp in en houd u daarbij beslist aan de aan‐
wijzingen in de bijbehorende gebruikershandleiding.
10.
Bij het aanzuigen wordt de zuigleiding van de doseerinstal‐
latie volledig gevuld met water en worden luchtbellen uit het
systeem verwijderd. Lees de hiervoor benodigde procedure
na in de gebruikershandleiding van de pomp.
In bedrijf nemen
37