Instrumentbeschrijving
20
135°-strooilichtmethode
De verzonden lichtstraal wordt door het vaste deeltje in het medium verstrooid. De ontstane
terugstrooiing wordt via de strooilichtontvanger, die naast de lichtbronnen zijn opgesteld,
gemeten. De troebelheid van het medium wordt bepaald aan de hand van de hoeveelheid
terugstrooilicht.
Met deze vorm van strooilichtmeting kunnen zeer hoge troebelheidswaarden worden
gemeten.
I = I · C · A · f( )
a
s
0
E
1
I
0
S
1
Fig. 22:
Principe terugstrooilichtmethode
I
= intensiteit van het verzonden licht
0
I
= intensiteit van het strooilicht
S
A = geometrische factor
C = concentratie
P = deeltje
f(
) = hoekafhankelijkheid
I
S
P
a
a0013304
Turbimax CUS51D
Endress+Hauser