Montage
14
In de volgende afbeelding zijn verschillende inbouwsituaties in leidingen weergegeven en als
betrouwbaar of niet betrouwbaar gemarkeerd.
1
Fig. 14:
Inbouwstanden en -posities (met wisselarmatuur CUA451)
• Bij gebruik van reflecterende materialen (bijv. roestvrijstaal) moet de leidingdiameter
minimaal 100 mm (4") zijn. Een kalibratie ter plaatse verdient aanbeveling.
• Installeer de armatuur op plaatsen met gelijkmatige stroming.
• De beste installatielocatie is in een stijgleiding (pos. 1). Ook de installatie in een horizon-
tale leiding (pos. 5) is mogelijk.
• Installeer niet op plaatsen waar luchtinsluitingen of schuimbellen ontstaan (pos. 3) of
waar inhoudsstoffen zich kunnen afzetten (pos. 2).
• Voorkom inbouw in een valbuis (pos. 4).
• Bij meting van troebelheid < 200 FNU veroorzaakt terugstrooiing van de buiswand verval-
sing van de meetwaarde. Daarom wordt hier een meerpuntskalibratie geadviseerd.
• Voorkom ingebouwde onderdelen na ontspanningsfasen, omdat hier uitgassingen kun-
nen ontstaan.
3.4
Controle inbouw
‣
Sensor en kabel onbeschadigd?
‣
Kap onbeschadigd?
‣
Heeft u de juiste inbouwpositie aangehouden?
‣
Is de sensor in een armatuur ingebouwd en hangt deze niet los aan de kabel?
‣
Vermijd binnendringend vocht, door de beschermkap op de armatuur te plaatsen.
3
4
2
Turbimax CUS51D
3
5
2
a0013011
Endress+Hauser