7. Draai de luchttoevoer open. Stel de luchtregelaar
van de pomp (CD) in op 138 kPa, 1,38 bar
(20 psi).
8. Gebruik de handmatige uitvoeringsmodus van
de pomp.
OPMERKING: Wanneer deze apart in werking is,
instellen op
of
naargelang het voorpompen nodig is. Controleer de
reservoirs om overstroming te voorkomen.
9. Selecteer pomp A
Draai de knop van de luchtregeling (CD)
langzaam rechtsom open en laat de druk oplopen
tot pomp A start. Laat de vloeistof in een emmer
lopen tot er propere vloeistof uit A komt.
Sluit de recirculatieklep.
Bij het voorpompen of spoelen van pompen is het
normaal cavitatie- of pompdoorslagalarmen te krijgen.
Wis de alarmen
, en druk nogmaals op
indien nodig. Deze alarmen verhinderen overmatige
pompsnelheden, die schade kunnen berokkenen aan
de pomppakkingen.
3A0008S
. Druk op
en
. Druk op
.
10. Verplaats de recirculatieleiding terug naar de
materiaalhouder.
11. Doe hetzelfde aan de B-zijde.
CD
12. Laat een kleine hoeveelheid van elk materiaal
door beide monsterafnameventielen (AE, EF)
lopen.
OPMERKING: Open de monsterafnameventielen
langzaam om spatten te voorkomen.
AE
al
13. Sluit beide monsterafnameventielen (AE, AF).
OPMERKING: Indien een mengspruitstuk op afstand
gebruikt wordt, sluit de slangen A en B dan aan op de
mengspruitstuk op afstand. Vul de A- en
B-vloeistofleidingen voor met materiaal. Sluit de
slangen opnieuw aan op een spruitstuk op afstand.
OPMERKING: Als een mengspruitstuk op afstand
voor recirculatie (273185) wordt gebruikt, zie de
handleiding van het XM-mengspruitstuk op afstand,
(Bijbehorende handleidingen, pagina 3).
Vullen
AF
37