Inhoudsopgave
Advertenties
Montagehandleiding Radiaal motorventilatorwaaiers
5.4 Elektrische aansluiting, aarding en bescherming
De motor/ventilator moet vakkundig elektrisch worden aangesloten en worden geaard.
Om storings- of onsymmetrische stromen te vermijden, moet evt. een
potentiaalvereffening op andere geleidende installatiecomponenten worden
aangesloten.
Het apparaat moet conform EN 1127-1 door middel van geschikte beschermings-
of afschermingsmaatregelen tegen de volgende gevarenbronnen worden
beschermd:
•
blikseminslag
•
radiofrequentiezenders
•
ionisatiebronnen (bijv. röntgenbuizen, radioactieve stoffen)
•
ultrasoonbronnen (bijv. ultrasone testapparatuur)
•
adiabatische compressie en schokgolven (bijv. ontspannen van hogedrukgassen in
leidingen, compressieontsteking van smeerolienevels).
•
exotherme reacties (bijv. van stoffen in de omgeving die tot zelfontbranding neigen).
5.5 Netaansluitleiding
5.5.1 Netspanning/draairichting
•
De netaansluiting vindt plaats via: PE, L1, L2 en L3.
•
Let er absoluut op dat de netspanning overeenkomt met die op het vermogensplaatje
en binnen de toegelaten toleranties ligt.
•
Let er absoluut op dat de draairichting overeenkomt met de draairichtingspijl die op
het product is aangegeven.
– Voor wijziging van de draairichting bij 3-fasen motoren 2 netfasen omwisselen.
•
Ex-motoren hebben bovendien een gekenmerkte buitenste aardleidingsaansluiting.
5.5.2 Noodzakelijke kwaliteitskenmerken van de netspanning
Gevaar door elektrische stroom
De netspanning moet overeenkomen met de kwaliteitskenmerken van de EN 50160 en
de gedefinieerde normspanningen van de IEC 60038!
L-BAL-F006-NL 2023/44 Index 005
Art.-nr. 00280361-NL
21/39
Elektrische installatie
Advertenties
Inhoudsopgave
