4.
5.
6.
7.
8.
☞
46
Schakel de signaalgenerator in.
☞
Controleer of de verbindings-
modus-LED brandt en de bat-
terijspanning voldoende is.
Selecteer de vereiste frequentie en het
benodigde uitgangsvermogen.
Om aan te geven dat het traceersignaal
sterk genoeg is, brandt de uitgangsver-
mogen-LED permanent en klinkt het
audiosignaal ononderbroken.
Zet de leidingzoeker op de signaalgene-
ratormodus en selecteer de vereiste fre-
quentie.
Maak op een afstand van 5 m (16 ft) een
cirkelbeweging rondom het verbindings-
punt.
Bij aanwezigheid van een detecteerbare
leiding geeft de leidingzoeker een hoor-
baar signaal af en wordt de waarde op
de signaalsterkte-indicatoren hoger en
lager bij het passeren van de leiding.
Keer terug naar de positie waar het
scherm van de leidingzoeker de hoogste
waarde aangaf. Markeer de positie van
een leiding met markeerverf, paaltjes,
vlaggen of iets dergelijks.
☞
Sla nooit paaltjes in de grond
boven de leiding!
☞
Om een specifieke leiding te
traceren, gebruikt u de metho-
den voor nauwkeurige bepaling
en tracering. Zie "5.1 De loca-
tie van een leiding nauwkeurig
bepalen" en "5.2 Een leiding
opsporen".
Bepaal nauwkeurig de positie en het verloop van leidingen totdat u
ervan overtuigd bent dat de locatie voldoende grondig is doorzocht.
13279_001
13280_001
13206_001
14346_001
500
14347_001
Toepassingen