Standaardprocedure
voor de inductiemo-
dus
40
☞
De numerieke piekindicator kan worden gebruikt om meerdere leidin-
gen aan te geven of te helpen bij het traceren. De leiding met de
maximale waarde bevindt zich meestal het dichtst bij de signaalgene-
rator of is daar rechtstreeks mee verbonden.
1.
Schakel de signaalgenerator in.
☞
Controleer of eventuele verbin-
dingskabels of accessoires zijn
losgekoppeld en of de batterij-
spanning voldoende is.
2.
Selecteer het vereiste uitgangsvermogen
en de frequentie.
3.
Positioneer de signaalgenerator boven de
leiding met de pijlen in de richting waarin
de leiding vermoedelijk loopt.
De ingebouwde antenne induceert het
traceersignaal rechtstreeks in de leiding.
4.
Zet de leidingzoeker op de signaalgene-
ratormodus en selecteer de vereiste fre-
quentie.
5.
Via de snelzoekprocedure zoekt u het
werkgebied af totdat er een signaal
wordt gevonden of totdat u ervan over-
tuigd bent dat de locatie voldoende
grondig is doorzocht.
Zie "5.3 Snelzoeken".
Traceer een leiding zoals vereist. Zie "5.2
Een leiding opsporen".
☞
Houd een minimale afstand
aan van 10 m/33 ft van de sig-
naalgenerator om het ontvan-
gen van valse signalen te ver-
mijden. Verplaats indien nodig
de signaalgenerator.
13267_001
13280_001
13292_001
13206_001
13293_001
Toepassingen