De sporing afstellen
1.
Schakel de messchakelaar (aftakas) uit.
2.
Rijd naar een open, vlak gebied en zet de
rijhendels in de
VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND
3.
Zet de gashendel halverwege tussen L
en S
.
NEL
4.
Zet beide rijhendels vooruit tot aan de aanslag
in de T-sleuf.
5.
Controleer de sporing van de machine.
6.
Als de machine een afwijking naar rechts heeft,
draai dan de bouten los en breng de linker
aanslagplaat naar achteren op de linker T-sleuf
tot de machine recht rijdt
7.
Als de machine een afwijking naar links heeft,
draai dan de bouten los en breng de rechter
aanslagplaat naar achteren op de rechter T-sleuf
tot de machine recht rijdt
8.
Zet de aanslagplaat vast
Figuur 55
Linkerrijhendel afgebeeld
1. Rijhendel
2. Bout
ANGZAAM
(Figuur
55).
(Figuur
55).
(Figuur
55).
g010153
3. Aanslagplaat
De bandenspanning
controleren
Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren/Maan-
.
De juiste bandenspanning in de voor- en achterbanden
is 0,9 bar. Een ongelijke bandenspanning kan
leiden tot onregelmatige maairesultaten. De
bandenspanning kan het best bij koude banden
worden gecontroleerd.
De wielmoeren controleren
Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren
Jaarlijks
Controleer de wielmoeren en draai ze vast met een
torsie van 122 tot 136 Nm.
44
delijks (houd hierbij de kortste
periode aan)
Figuur 56
g001055