Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Veiligheidskleppen; Gesloten Expansievat - Extraflame TERMOPELLET LP20 Gebruikershandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

5.1.2 Veiligheidskleppen

Het vermogen van de veiligheidsklep moet de ontlading van een damphoeveelheid toelaten die niet kleiner
is dan:
Q
/ 0,58
[kg/h]
waar:
Q
voor het nuttige vermogen staat, afgegeven aan het water van het verwarmingstoestel en uitgedrukt in
kilowatt.
De diameter van de netto minimum dwarsdoorsnede van de ingang van de klep mag hoe dan ook niet
kleiner dan 15 mm zijn.
De ontlaaddruk van de klep, die overeenstemt met de geijkte druk, verhoogd met de drukoverschrijding,
mag de maximum bedrijfdruk van het verwarmingstoestel niet overschrijden.
De projecttechnicus moet controleren of de bestaande maximumdruk in elk punt van de installatie, de
maximum bedrijfdruk van elke component niet overschrijdt.
De veiligheidsklep moet aangesloten worden in het hoogste deel van het verwarmingstoestel of in de
uitgangleidingen, in de onmiddellijke omgeving van het warmtetoestel. De lengte van het pijpdeel tussen
de aansluiting van het verwarmingstoestel met de veiligheidsklep mag niet groter zijn dan 1 m.
De verbindingsleiding van de veiligheidsklep met het verwarmingstoestel mag niet onderbroken zijn. Ze
mag in geen enkel punt een kleinere doorsnede vertonen dan de sectie in de ingang van de
veiligheidsklep. Bij meerdere kleppen die in één enkele leiding eindigen, mag de doorsnede in geen enkel
punt kleiner zijn dan de som van de ingangsecties.
De afvoerleiding van de veiligheidsklep moet uitgevoerd worden zodat de normale werking van de kleppen
niet belet wordt en geen schade aan personen wordt veroorzaakt. De afvoer moet uitmonden in de
onmiddellijke nabijheid van de veiligheidsklep en moet toegankelijk en goed zichtbaar zijn.
De diameter van de afvoerleiding mag hoe dan ook niet kleiner zijn dan de diameter van de
uitgangsverbinding van de veiligheidsklep. Met de diameter van de uitgangsverbinding wordt bedoeld de
minimum interne diameter op de klepuitgang vóór een eventuele interne schroefdraad.

5.1.3 Gesloten expansievat

Het apparaat moet rechtstreeks met het expansievat of -vatgroep van de installatie verbonden worden met
een leidingdiameter niet kleiner dan 18 mm.
De maximum bedrijfdruk in het expansievat mag niet kleiner zijn dan de geijkte druk van de
veiligheidsklep, verhoogd met de kenmerkende drukoverschrijding van de klep zelf. Hierbij moet rekening
gehouden worden met het eventuele niveauverschil tussen het vat en de klep en met de druk
verwezenlijkt door de werking van de pomp.
Het vermogen van het/de expansievat/-vaten wordt beoordeeld op grond van het totale vermogen van de
installatie, vermeld in het project.
Wat het project, de bouw, de conformiteitbeoordeling en het gebruik betreft, moeten de gesloten
expansievaten conform zijn met de voorschriften voor apparaten onder druk. Op de verbindingsleiding, die
kan samengesteld zijn uit delen van de installatie, mogen geen detecterende elementen ingelast worden,
noch mogen sectieverkleiningen aangebracht worden.
Het invoegen van een 3-weg afsluitklep voor de verbinding van het vat met de atmosfeer is toegestaan,
om onderhoudswerkzaamheden te kunnen uitvoeren. Deze inrichting moet beschermd worden tegen
toevallige handelingen. De verbindingsbuis moet uitgevoerd worden zodat punten waar het vuil zich kan
ophopen, vermeden worden.
Bij meerdere verwarmingstoestellen die dezelfde installatie of hetzelfde secundaire circuit voeden, moet elk
verwarmingstoestel rechtstreeks met het/de expansievat/–vaten van de installatie verbonden worden. Hun
totale grootte moet overeenstemmen met het totale watervolume ingehouden in de installatie of het
onafhankelijke circuit.
Waar het nodig is een afzonderlijk verwarmingstoestel van het/de expansievat/-vaten te scheiden, moet u
hiervoor op de verbindingsleiding tussen het verwarmingstoestel en het expansievat een 3-weg kraan
Pagina 18

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave