5. HYDRAULISCHE INSTALLATIE
In dit hoofdstuk worden enkele begrippen beschreven in verband met de Italiaanse norm UNI 10412-2
(2006). Zoals reeds eerder werd gezegd, moeten alle nationale, regionale, provinciale en gemeentelijke
wetten en normen van kracht in het land van gebruik in acht genomen worden.
Type installatie
Er bestaan 2 verschillende types installaties: installatie met open vat en installatie met gesloten
vat.
De ketel LP 20 werd ontworpen om met een installatie met gesloten vat te werken.
5.1 Installatie met gesloten vat voor apparatuur met automatische lading
Het water van deze installatie is niet rechtstreeks of onrechtstreeks in communicatie met de atmosfeer.
Over het algemeen is een installatie met gesloten vat voorzien van één van de volgende
expansiesystemen:
Voorgeladen gesloten expansievat, met gasdicht membraan.
•
Automatisch gesloten expansiesysteem met compressor en gasdicht membraan.
•
Automatisch gesloten expansiesysteem, met pomp en gasdicht membraan.
•
Expansiesysteem zonder diafragma.
•
5.1.1 Algemeen
De gesloten installaties moeten voorzien zijn van:
Veiligheidsklep
•
Thermostaat voor het bevelen van de circulator
•
Thermostaat voor de inschakeling van het akoestisch alarm
•
Temperatuuraanwijzer
•
Drukaanwijzer
•
Akoestisch alarm
•
Automatische thermische afstellingsschakelaar
•
Automatische thermische blokkeerschakelaar (blokkeerthermostaat)
•
Circulatiesysteem
•
Expansiesysteem
•
Een in het verwarmingstoestel geïncorporeerd veiligheidsysteem met thermische ontlaadklep
•
(zelfinschakelend), indien het apparaat niet is voorzien van een zelfregelend systeem voor de
temperatuur.
De veiligheidssensoren voor de temperatuur moeten zich op de machine bevinden of niet verder dan 30
cm van de aansluiting met de persleiding.
Indien het verwarmingstoestel niet over alle inrichtingen beschikt, kunnen de ontbrekende inrichtingen op
de persleiding van het verwarmingstoestel geïnstalleerd worden. Ze mogen wel niet verder dan 1 m van
de machine geplaatst worden.
Huishoudelijke verwarmingstoestellen met automatische lading moeten voorzien zijn van een thermostaat
om de brandstof te blokkeren of een koelcircuit (voorzien door de fabrikant van het apparaat). Het
koelcircuit moet geactiveerd worden door een thermische veiligheidsklep. Deze moet garanderen dat de
door de normen opgelegde grenstemperatuur niet overschreden wordt. De aansluiting tussen de
voedingsgroep en de klep moet vrij van onderscheppingselementen zijn. De druk in het begin van het
circuit moet minstens 1,5 bar zijn.
Pagina 17